Ergerniswekkende werkwoorden
Dr. J.W. de Vries - Rijksuniversiteit Leiden
Afchecken en doorsluizen zijn twee van de vele samengestelde werkwoorden waaraan lezers van Onze Taal zich in 1986 geërgerd hebben. (Zie het artikel ‘De wanwoorden van 1986’ op blz. 50 van het aprilnummer 1987.) Is die ergenis terecht? Dr. J.W. de Vries, als hoogleraar onder meer verbonden aan de Vakgroep Nederlands van de R.U. Leiden, verdiepte zich voor de tweede maal in dit soort werkwoorden. De eerste keer was voor zijn proefschrift Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands (1975).
Veel doorgaans nieuwe werkwoorden die zijn samengesteld met af, door-, in-, op- of uit-, ergeren de lezers van Onze Taal. Op 30 januari 1973 schreef H. Hofland in de NRC over zo'n werkwoord dat nu nog irritatie opwekt, namelijk inhuren: ‘De verslaggever sprak van het “inhuren” van een baker. Volgens mij is dit een modieus, tevens verkeerd gebruik van dit woord. Inhuren betekent: na afloop van de overeengekomen tijd opnieuw in huur of pacht nemen.’ Hofland heeft het woord niet kunnen tegenhouden: in Van Dale. Groot woordenboek van hedendaags Nederlands (NN) uit 1984 wordt als eerste betekenis opgegeven ‘huren, tijdelijk in dienst nemen’. De woordenschat van de taal wordt nu eenmaal voortdurend uitgebreid. En meestal is de uitbreiding niet toevallig: de sjabloon is er al. Veel van de werkwoorden die de aandacht hebben getrokken, hebben een min of meer overbodig eerste element. Iets nauwkeuriger: er wordt op een aspect dat de betekenis van het werkwoord zelf ook al bezit, extra aandacht gevestigd. De werkwoorden hebben nog iets gemeenschappelijks: de toegevoegde elementen richten de werkwoorden duidelijker op een object. Om het in termen van de schoolgrammatica te formuleren: zonder de toevoeging kunnen veel werkwoorden een lijdend voorwerp ontberen, maar met de toevoeging niet.
Alle door lezers ingestuurde werkwoorden met af- komen in het vermelde woordenboek voor: afchecken, afconcluderen, afregelen, afschatten en afvloeien. Er zijn veel werkwoorden met af- die een betekenisaspect van ‘voltooiing, tot het einde toe’ bezitten, soms in combinatie met het betekenisaspect ‘scheiding, verwijdering’. Niet iedere taalgebruiker zal spontaan nieuwvormingen maken, maar de mogelijkheid tot uitbreiding is aanwezig. Niet iedere nieuwe vorm zal ook het woordenboek halen: afontwikkelen is nog nergens opgenomen, ondanks De Telegraaf van 15 januari 1974 (‘De regering moet deze gedachte afontwikkelen.’)
Met de ingezonden door-werkwoorden heeft het woordenboek duidelijk meer moeite, want ze ontbreken alle: doorakkeren, doormandateren, doorsluizen, doorstructureren en een werkwoord dat al voorzien was van een echt voorvoegsel: doorbezuinigen. Werkwoorden met door-, zoals doordringen, bezitten eveneens een betekenisaspect ‘tot het einde toe’, maar in combinatie met ‘doorheen’.
Nieuwe werkwoorden worden gehinderd door echte samenstellingen die met door- beginnen, dus onscheidbare samenstellingen met de klemtoon op het werkwoord, zoals doorlópen. De gewraakte werkwoorden hebben het betekenisaspect ‘verder’ (met uitzondering van doorakkeren) dat ook aanwezig is in werkwoorden als doorgeven en doorgaan. Is hier misschien sprake van een nieuwe groep die spontaan uitgebreid kan worden?
Tot de groep van inhuren behoren ook inkleuren, inplannen, inschatten en inseinen, die alle in het woordenboek voorkomen, maar ook inschieten (op) en inwegen, die weliswaar in het woordenboek zijn opgenomen, maar niet met de betekenissen die ergernis wekken.
Inseinen is het merkwaardigst: met het betekenisaspect ‘begin’, als in inhuldigen en inrijden, worden weinig nieuwe woorden gemaakt. Inpraten is waarschijnlijk het model geweest. Inschieten op is vermoedelijk een individuele creatie met inhaken op als model.
Tot teleurstelling van de geïrriteerde lezers moet opgemerkt worden dat alle werkwoorden met op- in het genoemde woordenboek voorkomen: opdelen, ophoesten, opschonen, opstarten en opsplitsen. Naast bijzondere, onvoorspelbare betekeniseigenschappen als in ophoesten en opschonen, bezitten ook deze werkwoorden een betekenisaspect ‘voltooiing, ten einde toe’, terwijl het aspect ‘bovenwaartse richting’ nauwelijks (meer) een rol speelt. In opstarten is bovendien het aspect ‘begin’ aanwezig.
Van de werkwoorden met uit- komen uitproberen en uitsplitsen in het woordenboek voor, maar uitsorteren, uitselecteren, uitdiscussiëren en uitonderhandelen ontbreken. Ook deze werkwoorden sluiten aan bij een groep die gemakkelijk uitgebreid kan worden: de werkwoorden met het betekenisaspect ‘ten einde toe’, waartoe bijvoorbeeld uitbroeden en uitzitten behoren.
De nieuwe werkwoorden zijn op een object gericht en de meeste hebben als onderdeel van de betekenis ‘voltooiing ten einde toe’. De oorspronkelijke betekenis van de toevoegingen is bijna verdwenen. De meeste behoren tot groepen die spontaan uitgebreid kunnen worden, al hanteert niet ieder de mogelijkheden die er zijn even creatief. Dit gebeurt vaak ook uit schroom om iets wat met minder woorden of op andere wijze is uit te drukken, op modieuze wijze anders te zeggen. Een probleem dat nog niet gemakkelijk op te lossen valt, is waarom zo veel verschillende toevoegingen het zelfde betekenisaspect bezitten.