Jaarvergadering Genootschap Onze Taal
Op 23 juni 1984 vond in Pulchri Studio in Den Haag de 53ste jaarvergadering van het genootschap plaats.
In zijn openingswoord herdacht de voorzitter de heer Godschalk, die een week tevoren was overleden.
De vergadering heeft de jaarverslagen over 1983 van de secretaris en van de penningmeester goedgekeurd. In het verslag van de secretaris wordt melding gemaakt van de voortgaande groei van het genootschap: de oplage van het maandblad is boven de 15.000 uitgekomen en bedroeg aan het eind van het jaar 15.046. Dat de groei zich gestaag voortzet blijkt uit een vergelijking met bij voorbeeld de situatie aan het eind van 1980; in deze periode van drie jaren is er een groei met bijna 25 procent geweest. In 1983 stond tegenover een stijging van het aantal individuele abonnementen opnieuw een daling van het aantal exemplaren waarvoor een collectief abonnement is afgesloten. Niettemin was het saldo dus positief. Vermeld is verder dat er plannen in voorbereiding zijn om de bekendheid van het genootschap te vergroten. De verwachting dat er nog een groot potentieel aan nieuwe leden bestaat, lijkt gewettigd. Mede ten dienste van de ledenwerving is als adviseur aan het genootschap verbonden de heer J.G. Smit, die een lange loopbaan in het uitgeversvak achter de rug heeft. In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ‘taalvragen’ aan het genootschap te stellen. In de beantwoording daarvan vindt de redacteur een niet te verwaarlozen neventaak.
Als lid van de kascommissie zijn benoemd de heren drs. M.J.F. Donkers en H. baron van Lawick.
Overeenkomstig een voorstel van het bestuur heeft de vergadering een verhoging van de contributie per 1 januari 1985 vastgesteld. De prijs wordt f20,- per jaar. Ten dele is deze verhoging noodzakelijk ten gevolge van kostenstijgingen. Voor het overige is zij ingegeven door de wens van het bestuur om tot een professionelere aanpak te komen alsmede door de behoefte aan een kantoorruimte in 's-Gravenhage.
Als bestuurslid is afgetreden mevrouw M Janse, die twaalf jaar deel van het bestuur heeft uitgemaakt. De vergadering heeft mevrouw mr. T. Faber-de Heer als haar opvolgster benoemd. De voorzitter heeft meegedeeld dat het bestuur de mogelijkheid onderzoekt voor de oprichting van een ‘taaladviesdienst’, waaraan men vragen over taal en taalgebruik kan stellen.
Tijdens de rondvraag werden over dit voornemen diverse vragen gesteld. Daarbij is onder meer gewezen op het Taaladviesbureau in België, waarvan zeer veel gebruik wordt gemaakt. Een andere vraag betrof de mogelijkheden tot financiering van deze nieuwe activiteit. De voorzitter zei dat daarover nu nog niets concreets was te zeggen. In de vergadering werd voorts gepleit voor het uitloven van een prijs voor het slechtste of het beste taalgebruik in het parlement.
Na het huishoudelijke gedeelte van de vergadering stond een inleiding van mevrouw dr. M.K. van Dort-Slijper over grammatica in het basisonderwijs (zie ook haar bijdrage in het mei-nummer van het maandblad) op het programma. Op levendige wijze lichtte de spreekster het onderwerp van haar proefschrift toe.
Mevrouw mr. T. Faber-de Heer is in 1929 te Batavia geboren. Zij heeft rechten gestudeerd in Leiden waar zij in 1951 afstudeerde. Van dat jaar tot 1972 was zij juridisch redacteur bij het dagblad Het Vaderland in Den Haag. Van 1972 af is zij verbonden aan het Ministerie van Justitie, aanvankelijk als voorlichtingsconsulent voor de rechterlijke macht. Sinds 1982 is zij met behoud van deze taak werkzaam bij het Stafbureau Voorlichting van het Ministerie; sedert 1984 als plaatsvervangend hoofd van dit Stafbureau.
H.F.M. Hofhuis, secretaris