Boekbespreking
‘Raadhuisspreuken’ van mr. H.E. Phaff, een belangrijk boek over opschriften.Ga naar eindnoot*
Bernard Grothues - Chronogrammist Hoensbroek
Mr. Jacob van Lennep, niet alleen schrijver maar ook advocaat, kamerlid en bovendien historicus, liet samen met zijn vriend Jan ter Gouw in de periode 1867 t/m 1869 drie boeken over Uithangtekens en een boek over Opschriften verschijnen. Als wij nu de balans opmaken van het oeuvre van Van Lennep moeten wij constateren dat deze vier boeken, vanwege de historische informatie die hij ons daarin heeft nagelaten, belangrijker zijn dan zijn vele romans en novellen.
Het is dankzij Van Lenneps Boek der opschriften dat wij bij voorbeeld de betekenis weten van het opschrift: IN DE GROENE STAADELER aangebracht op een merkwaardige gevelsteen in de Hoogbrugstraat te Maastricht.
In de loop van de jaren was de zin van het opschrift vervaagd en tot voor kort dacht men dat de ware toedracht rond het ontstaan van de tekst op de steen niet meer achterhaald zou kunnen worden, want noch Verdams Middelnederlandsch handwoordenboek, noch het Glossarium van zeventiende-eeuws Nederlandsch noch Franks Etymologisch woordenboek der Nederlandse taal konden ons enige aanwijzingen over de betekenis van het woord ‘staadeler’ geven. (Wij weten nu dat stadelen afkomstig is van het woord stalen in de betekenis van ‘lakens stalen’: lakens goedkeuren en voorzien van loden merktekens.)
Na Van Lennep hebben heel wat historici zich beziggehouden met decoratieve tekstversieringen op Nederlandse monumenten. Een interessant boek in dit genre is ongetwijfeld de pas verschenen verzameling Raadhuis-spreuken, spreuken en bouwopschriften van Nederlandse raadhuizen verzameld en bewerkt door mr. H.E. Phaff. Het is het eerste boek in Nederland en daarbuiten dat in zijn geheel gewijd is aan opschriften, nauw verbonden met raadhuizen in Nederland en als zodanig verdient het werk van mr. Phaff een eervolle vermelding in het Groot Guinness Record Boek.
Het boek is tot stand gekomen met medewerking van de Stichting Cultuurfonds van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, waarvan de auteur bestuurslid is geweest. Met zijn illustere voorganger Jacob van Lennep heeft de schrijver gemeen een bijzondere belangstelling zowel voor het vak rechten als voor de bouwkundige en historische geschiedenis van Nederlandse monumenten. Mede naar aanleiding van een publikatie van mr. Phaff over de bouwkundige geschiedenis van het Haarlemse stadhuiscomplex werd hij benoemd tot lid van de Monumentenraad.
Schreef Van Lennep in 1866 naar alle bekende Nederlandse kranten en tijdschriften met het verzoek hem uitvoerige gegevens met tekeningen over de toentertijd nog bestaande uithangtekens toe te zenden, op dezelfde manier liet mr. Phaff via de Bank voor Nederlandsche Gemeenten 808 gemeenten enquêteren over spreuken op gevels, in het interieur en op klokken van raadhuizen of voormalige raadhuizen in Nederland, met als doel deze vast te leggen, te rubriceren en van commentaar te voorzien. In totaal leverde dat 457 spreuken op.
De schrijver verbond aan de spreuken die gerangschikt zijn naar plaats (gevels, raadhuiszalen, klokken), naar inhoud (bijbelse spreuken, spreuken betreffende bestuur en rechtspraak) en naar bouw en historie onder meer de conclusie dat het aanbrengen van spreuken aan en in raadhuizen geenszins een achterhaald gebruik is en dat de verzamelde spreuken een belangrijke bron vormen voor onze kennis van bestuur, recht, geschiedenis, taal en folklore. Het vormt tevens een bron voor onze kennis van het chronogram, hoe miniem die ook is.
Een chronogram, jaarschrift of jaartalvers is een spreuk of gedicht, waarbij de som van het aantal als Romeinse cijfers gebruikte letters een jaartal aangeeft van de gebeurtenis waarop de spreuk slaat. Die desbetreffende letters met de bijbehorende cijferwaarden zijn: M = 1000, D = 500, C = 100, L = 50, X = 10, W = W = 10, U = V = 5, Y = IJ = II = 2 en J = I = 1,
Het is spijtig dat de chronogrammatische opschriften in het boek niet juist zijn aangegeven. Hierdoor gaat de schoonheid, de vernuftige vorm en het enigmatische karakter van de spreuk voor de lezer verloren.
In de spreuk ‘dolo diabolico noli concedere’ (‘wil niet toegeven aan duivelse list’) aangebracht bij een reliëf van Albert Termote, voorstellende Marike van Nimwegen en de duivel Moenen, in het raadhuis te Nijmegen, was het noodzakelijk geweest de cijferletters als hoofdletters te drukken om zodoende het jaar 1953 duidelijk naar voren te laten komen. Op deze manier dus: DoLo DIaboLICo noLI ConCeDere(1953).
Hetzelfde geldt voor de vier spreuken op de Louis XIV-klok in de kamer van Burgemeester en Wethouders van Maastricht. Ook hierin had aangegeven moeten worden hoe het jaartal 1712 in de tekst is verborgen omdat deze knappe chronogrammen ons iets zeggen over de tijd waarin ze zijn ontstaan. Hoe belangrijk dat is en wat voor consequenties het kan hebben blijkt wel uit Cicero's citaat op de voorgevel van het voormalige stadhuis te Westzaan. Uit de versierde kapitalen kunnen we concluderen dat de spreuk ‘sUUM CUIqUe Dare hIC opUs atqUe Labor’ (‘ieder het zijne te geven is hier de taak en de opgave’) niet dateert uit 1783 maar uit 1782!
Een ander voorbeeld is het bouwopschrift op het stadhuis te Delft. Het raadhuis stamt uit 1620, maar de restauratie van de gevel waarin het chronogram: ‘CUrIa DeLphensIUM reparata’ voorkomt dateert uit 1662 en niet uit 1721. Een andere restauratie zal hebben plaatsgevonden in 1721 blijkens de tekst ‘reparata MDCCMXXI’ maar dan hoort de tweede letter M wel niet in het jaartal thuis.
Bij de bespreking van de historische tekst:
binaest zes duisent menschen
alst God den Heer verdroot
zo veel wi cunsten wenschen
voor het Leidse stadhuis was het goed