Nieuwkomers
Tentet
R. Reinsma - Amsterdam
Het gebeurt niet vaak dat iemand zonder enige opzet een woord gebruikt dat nooit eerder is gebruikt en dat waarschijnlijk ook nooit opnieuw zal worden gebruikt.
Zo'n woord is tentet. Op 9 april van dit jaar schreef de muziekrecensent Frank van Dixhoorn in het NRC/Handelsblad, dat de Cubaans-Amerikaanse salsazanger Frank Grillo ‘met een tentet’ in de Amsterdamse Meervaart speelde. Een tentet! Is dat een bepaald aantal samenspelende musici? Tien misschien? Hoe zit het ook al weer met die namen van kamermuziek-ensembles? Je hebt een kwartet, een kwintet, sextet, septet en een octet. Dit kwintet kan men in vrijwel alle woordenboeken aantreffen.
Maar of - en hoe - het rijtje verder gaat is op het eerste gezicht lang niet duidelijk. Na veel gezoek vind ik in de Encyclopedie van de Muziek (1957) ‘nonet’. Nog even doorzetten, dan vind ik die tiende ook. Mijn vasthoudendheid wordt beloond door Willemze's Spectrum Muzieklexicon: decet. Wel moet ik hieraan toevoegen dat Willemze alleen de betekenis ‘compositie voor tien instrumenten’ vermeldt en geen betekenis ‘ensemble van tien personen’. Maar aangezien alle andere leden van de reeks die dubbele betekenis wél hebben, kan hier een omissie in het spel zijn.
De grote vraag is nu: waar komt ‘tentet’ vandaan? Zo op het oog lijkt het een Engels fabrikaat. Maar ik kan het in geen enkel Engelstalig naslagwerk vinden. Zou het dan tóch een bedenksel zijn van criticus Van Dixhoorn? Maar waarom dan niet meteen een volbloed (nou ja) Nederlands woord ‘tientet’ gesmeed (zo het over een ensemble van tien man gaat)?
Lezers die hierover meer weten, nodig ik uit te reageren.