Wiskundigen wel beter maar toch...
Wat de wiskunde betreft ligt de zaak anders. Daar doet zich steeds het verraderlijke voor dat de wiskundige formules ook wel als taalkundige formuleringen besproken worden. Zo heeft Nederpelt het over het begrip binding in de wiskunde; meestal zijn dat haken, pijlen, boomstructuren etc. ‘Het apparaat dat in de wiskundige taal gehanteerd wordt voor de omgang met coreferenties en bindingen, is zeer doeltreffend, en heeft op zichzelf veel bijgedragen aan de ontwikkeling van het vak. Het bestaan van goede taalmiddelen heeft hier op opvallende wijze tot een betere greep op de intellectuele materie geleid’. Maar die wiskundige ‘taal’-middelen dienen dan wel, zoals Nederpelt vlak voor de bovenstaande lofzang opmerkte, voor het vermijden ‘van allerlei moeizame taalconstructies met verwijswoorden, die onderling onderscheidbaar moeten blijven en al gauw ambiguïteiten opleveren’. De natuurlijke taal, het domein bij uitstek van de neerlandicus, blijkt voor de wiskundige een noodzakelijk, glibberig kwaad. Woordjes als stel, dus, voorts ‘kunnen ook in de natuurlijke taal gebruikt worden, met dezelfde functie. In wiskundige teksten hebben ze echter, door de traditie geslepen, een bepaalde schittering en kleur gekregen’, aldus Nederpelt. Vooral die taalkundigen die bezig zijn met grammaticabeschrijving en formalisering van taalstructuren zouden het beeld van de wiskundige taal kunnen verrijken, lijkt me.
Een laatste voorbeeld van de studiedag Taal en Beroep mag hier nog de voordracht van J.W. Broer zijn Over de rol van metaforen in de technische communicatie. Deze redacteur van Philips Technisch Tijdschrift hield een zeer creatief, kleurrijk en boeiend betoog over de vele vormen van beeldspraak waar technici in hun verhalen vaak onbewust gebruik van maken. Een fundamenteel begrip als elektrische stroom is een van de beeldspraken die niet meer weg te denken valt en ook nog nauwelijks als beeld ervaren wordt. Maar in werkelijkheid stroomt er niets, en wie dat vergeet kan tot ongelukkige formuleringen komen. Ook hier weer een technicus die vanuit zijn werk tot aandacht, nadenken en zorg voor taal komt. Dat zeg ik daarom, omdat bij vele bijdragen van de taalkundigen op de Eindhovense studiedag de aandacht en de zorg voor het belang van de wereld van bedrijf en techniek toch in de schaduw bleef van de zorg voor de eigen problemen. Dat bovendien de technici in hun presentatie ook veel beter voor de dag kwamen dan de meeste taalkundigen is een extra punt van zorg.
In onze maatschappij wordt wetenschap, en daarbij vooral de techniek, belangrijker en doordringender dan ooit. Hoe abstracter de wetenschap, hoe belangrijker de verwoording, zoals rector Ackermans opmerkte. Hij citeerde ten bewijze daarvan Linnaeus: woorden leven langer dan bronzen beelden.
Vanuit dat perspectief is er voor taalkundigen, die zich dienstverlenend willen opstellen nog veel nuttig werk in de wereld van bedrijf en techniek te doen. Dat vanuit die wereld toenaderingspogingen gedaan worden is prettig. Dat studenten van de nieuwe Eindhovense studierichting Techniek en Maatschappij met een belangrijke stroom ‘techniek en communicatie’ daarbij brugfuncties kunnen gaan innemen, is op de studiedag over taal en beroep duidelijk geworden.