Het Gezegde & Co.
J.M. van der Horst
Liegen is een van de boeiendste mogelijkheden van taal. Er wordt dan ook heel wat afgelogen. Dat is natuurlijk verkeerd, maar wel interessant. Taalkundig bezien is liegen een wonder. Het komt erop neer, dat we dingen kunnen zeggen die niet het geval zijn. We kunnen zeggen, als het regent, dat de zon schijnt. En we kunnen zeggen dat we geen tijd hebben, terwijl we eigenlijk alleen maar geen zin hadden. Regelrecht liegen komt vaak voor. Maar niet zo vaak dat iedereen de hele dag door, voortdurend, glashard liegt. Veel mensen denken dat als we niet liegen, de waarheid gesproken wordt. Dit is echter zelden of nooit het geval.
Het is, om te beginnen, niet zo in zinnen als Ha, die Afke! en Mag ik even passeren? Dat spreekt vanzelf. Het is evenmin zo, maar spreekt minder vanzelf, in zinnen als (Hoe was het vandaag?) Nou, niks speciaals gebeurd, of Els heeft een mooie broek gekocht. We zeggen vrijwel altijd meer dan de waarheid, onze mening erbij, of minder dan de waarheid, onze persoonlijke samenvatting van de toestand. Wat strikt genomen niet de volle waarheid is en niets dan de waarheid, want er worden zaken weggelaten, je kan niet alles vertellen, of er worden ‘onware’ elementen toegevoegd.
Al die toevoegsels en weglatingen maken dus dat we doorgaans meer of minder dan de waarheid zeggen, of bezijden de waarheid zijn. Ook als we in volle oprechtheid spreken, zonder kwade bedoelingen, lijkt het meeste van wat we zeggen, taalkundig bezien, meer op liegen dan op waarheid spreken.
Dingen zeggen die niet precies zo het geval zijn, gebeurt ook bij plannen maken en afspraken regelen. Of bij dagdromen, wensen, beloftes. Als we alleen maar konden zeggen wat 100% waar was, dan zou er nooit iets tot stand komen. De toekomst ligt letterlijk in de taal.
Dat vrijwel iedere zin in zekere mate bezijden de waarheid is, weet iedereen, maar men staat er niet bij stil. Toch is het erg belangrijk. Elke situatie, elke gebeurtenis, kan op onnoemelijk veel manieren verteld worden, overtuigend, handig, adequaat binnen het gesprek, ontroerend, treffend, kort of wijdlopig, koel, analyserend, begrijpend of afstandelijk, ironisch. Dat weten we best. Iedereen houdt daar rekening mee, zowel bij het spreken als bij het luisteren. Het is verwonderlijk dat in de taalkunde, als het over betekenis en werkelijkheid gaat, bijna steevast het naïeve beeld geschetst wordt van informatieoverdracht, als ging het om waarheden. Elke zin is een subjektieve voorstelling van zaken, en een poging tot overtuigen van juist deze voorstelling van zaken. De grammatica is door en door retorisch van aard, en kan alleen zò begrepen worden.
Niet alleen zijn er oneindig veel situaties en gebeurtenissen, de denkbare situaties en gebeurtenissen zijn nog fantastisch veel talrijker. Daarover te kunnen spreken is een ongelooflijk menselijk vermogen. Liegen evenzeer als plannen maken. Ik kan best begrijpen dat taalkundigen zich afvragen hoe dat allemaal kàn.
Het meest gehoorde antwoord luidt tegenwoordig ongeveer als volgt. Voor oneindig veel situaties en gebeurtenissen, reële en denkbeeldige, zijn oneindig veel zinnen nodig. In elke taal kunnen dan ook oneindig veel zinnen gezegd worden. Niemand kan weliswaar oneindig veel zinnen leren, maar wat iedereen wèl leert dat zijn de regels volgens welke zinnen gebouwd moeten worden. Zowel het aantal regels als het aantal bouwstenen, de woorden, is geenszins oneindig (dus alleszins leerbaar). Hoe kunnen we met een beperkt aantal regels en een eveneens beperkt aantal woorden, oneindig veel zinnen maken? Dat kan doordat er zogenaamde recursieve regels zijn, regels die als het ware in hun eigen staart happen en zo steeds opnieuw toepasbaar zijn. Doordat bepaalde procédé's meer dan eens toepasbaar zijn binnen één zin, in principe eindeloos veel keer, kunnen we oneindig veel verschillende zinnen maken. Zo kunnen we elk zelfstandig naamwoord een voorzetselgroep als nabepaling meegeven: de broek, de broek van de schilder, de broek van de schilder uit de Rijnstraat, de broek van de schilder uit de Rijnstraat in Leiden, enz. enz. En evenzo kunnen in een bijzin weer nieuwe bijzinnen staan, en dáárin opnieuw een bijzin: we gaan weg als het verhaal uit is, we gaan weg als het verhaal dat zijn oom vertelt, uit is, we gaan weg als het verhaal dat zijn oom vertelt, die 80 kilo weegt, uit is, enz. enz.
Recursieve regels, regels die meer dan eens toepasbaar zijn, stellen ons in staat om met een beperkt aantal regels en een beperkt aantal woorden (voorwaarde voor leerbaarheid) oneindig veel zinnen te maken. Dit wordt de basis genoemd van het menselijk creatief taalvermogen, in de toonaangevende - wat zeg ik? - in de trompetterende stroming der hedendaagse linguïstiek.
Ik kan dit niet geloven. Ook al voeren recursieve regels tot in beginsel oneindig veel zinnen, dat dit ook maar iets te maken zou hebben met het menselijk vermogen om oneindig veel situaties en gebeurtenissen, reële en denkbeeldige, te kunnen bespreken, d.w.z. dat het ook maar iets te maken zou hebben met onze creativiteit, is volkomen onaannemelijk. De transformationeel-generatieve grammatica heeft de vraag als geen andere aan de orde gesteld. Dat is haar verdienste. Maar voor het antwoord heeft zij nog geen tipje van de sluier opgelicht.