Kunsttaal
G. Pen - Rheden
In kunstrecensies kan men soms het idiootste taalgebruik tegenkomen, vooral als de recensent met het kunstwerk blijkbaar evenmin raad weet als de doorsnee beschouwer. Er moet wel een stukkie in de krant en dan wordt er maar een eind weggezwamd in een taaltje waar de schrijver zelf wellicht na herlezing ook geen kant mee uitkan. Een soort geheimtaal voor de kunstzinnige ‘happy few’ (gelukkig groepje) of wat daar zo graag voor door gaat...
Een paar maanden geleden exposeerde Fon Klement in deze regio. In de begeleidende folder voor het publiek stond een citaat uit een monografie
over Klement, in 1980 geschreven door Lei Alberigs. Hieraan ontleen ik:
‘Er zijn in het leven van Fon Klement een aantal stroomversnellingen te onderkennen. En telkens springt hij verder, schuin tegen de beweging van de tijdstroom in, niet met de bedoeling de overkant te halen, maar om zijn reis voort te zetten, enerzijds met de beweging van het leven mee, anderzijds om juist die beweging zichtbare steunpunten te geven in een ritme, dat gekenmerkt wordt door een grote vitaliteit en een zachte terughoudendheid. Zo werd board zijn uitdaging, juist ook omdat er ogenschijnlijk geen eer mee te behalen viel.’
‘Zijn binnenwereld, die naar buiten, naar het oppervlak van de herkenning is gebracht, volledig geabstraheerd en getuigend van een dichterlijke lading.’
Het was vast en zeker een schitterende expositie. En zou Klement dat nu werkelijk allemaal zo hebben gevoeld? Die meedogenloosheid van board en die eigenzinnigheid van hout, althans volgens Alberigs?
Interpreteren, zoals Alberigs doet, mag op zichzelf al ‘een artistieke daad van de eerste orde genoemd worden’, om vriend Lei zelf maar weer eens aan te halen.