Geen uitweg in Van Dale
Nu wil ik een geval aanboren waarvoor andere spelling voorhanden? Jawel, die is er. Van Dale (10e druk) staat namelijk voor het enkelvoud de spelling truuk toe, en wij kunnen derhalve met een gerust hart trukendoos schrijven.
Dit woord vermeldt Van Dale overigens niet. De zelden of nooit gebruikte spelling truuk biedt hier dan wel uitkomst, maar het blijft problematisch en intrigerend dat truc+en+doos onschrijfbaar is.
Van Dale geen oplossing biedt. Het betreft het woord sec. De sterk toegenomen wijnconsumptie in ons land heeft het woord meer doen inburgeren, en ik heb inmiddels Nederlandse flexievormen geregistreerd. Het gaat weer om verbuiging (sec+e) en ‘vergroting’ (sec +er). Van Dale geeft deze vormen nog niet, maar ze komen wel voor. De volgende zin is voor mij bruikbaar en aanvaardbaar:
Dit is een hele sec+e wijn, nog sec+er dan die van zoëven.
Welke schrijfwijze zou u gebruiken om van dat plusje af te komen? Wat mij het eerst te binnen schoot, was secce, seccer. Maar cc mag dan [k] zijn in accu, in de combinatie met e en i staat cc voor [ks]: accident, accessoire. (In het laatste geval is zelfs [s] een veel voorkomende realisatie.) Zeer wel denkbaar is ook de Italiaanse interpretatie (ts), zoals in de merknaam Ricci.
Is uw voorstel wellicht seque, sequer? Ik kan mij niet voorstellen dat iemand dit bevredigend vindt.
Er zal niets anders op zitten dan onze eigen k te hanteren. Ik vind dat deze dan ook in het grondwoord thuishoort, op grond van het gelijkvormigheidsbeginsel: sek, sekke, sekker. Als extra argument voor vernederlandsing van de spelling kan nog worden aangevoerd dat de aanleiding tot zo'n voorstel eveneens vernederlandsing is, namelijk van de flexiemogelijkheden van het woord. Ook in de overige hier besproken gevallen is het de vernederlandsing van het woord die om vernederlandsing van de spellingwijze vraagt.
Het probleem is nu wel duidelijk.
Vandaar wat korter over de volgende gevallen.
Van Dale vermeldt bij stuc niet dat zich hierbij een werkwoord heeft ontwikkeld: stuc+en, met [k]. Is er een andere oplossing dan stuken? Ik zeg weer dat het gelijkvormigheidsprincipe dan om stuuk vraagt als spelling voor het grondwoord. Van Dale vermeldt overigens wel een verouderd stukeren, met een k nog wel.
En dan plastic. Van Dale heeft in de tiende druk weer een stuk van zijn verzet tegen dit woord opgegeven, en terecht: het door Van Dale gesteunde plastiek redt het in deze betekenis nu eenmaal niet in de geringste mate.
Plastic is een florerend woord, als bijvoeglijk maar ook als zelfstandig naamwoord. Het floreert zelfs in die mate dat zich een op het eerste gezicht overbodig, stoffelijk bijvoeglijk naamwoord aan ons voordoet: plastic+en. Willen we er schriftelijk over discussiëren of dit een verwerpelijke nieuwvorming is dan wel een ontwikkeling die keurig strookt met het principe van Von Humboldt, dan zullen we dat woord toch moeten kunnen schrijven? Plestikken dan maar? We kunnen dan in één moeite door (eindelijk) plestik gaan schrijven. (Ook: een schuimplestikken matras).
Verder cineac. Het meervoud hiervan moge op -s zijn, er wordt wel eens een werkwoord cineac+en gebruikt: een cineacje pikken. Het kan zijn dat het een noodlijdend bestaan leidt. Maar het zou leuk zijn om dat te kunnen opschrijven: cineakken?