[Vervolg De toren van Babel]
Haast had ik geschreven: is een wetenschappelijke uitspraak. Maar nee, wetenschappelijk is dit niet. Om de eenvoudige reden dat de taalwetenschap zich niet met zulke vragen bezighoudt. En ze houdt er zich niet mee bezig omdat er met de huidige methodes en technieken niets zinnigs over te zeggen valt. Dit is een goede, een doorslaggevende reden. Maar we hoeven ons, sprekend over taal, niet altijd op een wetenschappelijk standpunt te stellen.
Zonder in Babel en in een linguïstisch begaafde God te geloven heb ik toch de indruk dat wij tegenwoordig dichter bij de Chaucer van vóór zijn ontdekking staan dan bij de Chaucer van daarna.
Maar dat spreekt toch vanzelf, zal iemand hier opmerken. Het spreekt toch vanzelf dat als je vanuit een niet-wetenschappelijk standpunt over taal nadenkt en spreekt, je dichter bij de middeleeuwer staat dan bij de renaissancemens. Het is immers juist karakteristiek aan de renaissance dat men God overboord zette en zelf naar de feiten ging kijken?
Allemaal waar, maar intussen hèbben we vijf eeuwen zelf naar de feiten gekeken. En het kan in zekere zin een wetenschappelijke verworvenheid genoemd worden dat bepaalde vragen niet meer worden geëntameerd. Dit varieert van de vraag naar het soortelijk gewicht van engelen, de levensduur van trollen, het al of niet hebben van een ziel bij vrouwen, tot aan de vraag naar de oorsprong en het wezen van taal. Ik denk dat de vraag naar het wezen van de taal alleen maar daarom de lachlust van linguïsten opwekt, omdat ze, zo gesteld, suggereert dat er een antwoord in termen van de wetenschap mogelijk is. Dit blijkt na vijf eeuwen niet mogelijk. Er kan alleen over worden gesproken in parabels en metaforen.
Niet het verhaal over de torenbouw van Babel is zo dwaas, maar de renaissancemens die het wilde gaan toetsen, voor wie alles wetenschap is of niets.