Jap, jezuïet en jood
In een woordenboek probeert men zo neutraal mogelijk en objectief mogelijk een betekenisomschrijving van de behandelde woorden te geven. Men probeert zo dicht mogelijk bij het gewone taalgebruik te blijven. Een moderne woordenboekredacteur onthoudt zich over het algemeen van een waarde-oordeel: redactionele aanduidingen als ‘uiterst plat’ en ‘verwerpelijk’ komen vrijwel niet meer voor.
Een probleem voor woordenboekschrijvers is dat woorden kunnen worden gebruikt in een betekenis die afwijkt van de eigenlijke betekenis; dit wordt in woordenboeken vaak aangegeven met behulp van de termen ‘overdrachtelijk’ of ‘metaforisch’. Dit probleem speelt in het bijzonder een rol bij beladen woorden die in negatieve zin worden gebruikt.
Het woord jood bij voorbeeld wordt soms gebruikt in de betekenis van ‘onbetrouwbare handelaar’. Maar moet deze omschrijving zonder meer in een woordenboek worden opgenomen? Ter vergelijking: je kunt een nijptang gebruiken om een spijker mee in de muur te slaan maar niemand zou willen dat ‘hamer’ als een van de betekenissen van ‘nijptang’ in een woordenboek zou staan.
De onderzochte woordenboeken zijn niet erg consequent in het behandelen van beladen woorden met een negatieve bijbetekenis. We vergeleken op welke manier het pejoratieve gebruik van de woorden Jap, jezuïet en jood in de verschillende woordenboeken wordt aangegeven. We vonden vier verschillende mogelijkheden.
1 | zonder enige redactionele aanduiding
Jap - ‘verkorting van Japanner’ (Van Dale Handwoordenboek)
Jezuïet - 2. ‘sluw intrigant’ (Koenen) |
2 | met termen als ‘overdrachtelijk’, ‘metaforisch’ of ‘figuurlijk’
Jezuïet - ‘overdrachtelijk soms iem. met geheime bedoelingen, intrigant, huichelaar’ (Kramers) |