Taalkitsch in autoland
G.A.M. Rombouts - journalist, Amsterdam
Trillend zette de Rover zich in achterwaartse beweging, het gemene - vijfenveertig graden wellicht? - talud op. Jelle had zich bij het keren verstrikt in schier eindeloze en ingewikkelde manoeuvres die mij het ergste deden vrezen, niet zozeer voor de klassieke auto, vooral voor de onschuldige passagiers. Angst is te sterk uitgedrukt, maar van een verhoogde vochtigheid rond de haarwortels was beslist sprake.
Is dit zichzelf tegensprekende fragment aan het eind van de vorige eeuw met een ganzeveer aan het immer geduldige papier toevertrouwd door een adolescente jongeling die in saillante taal verslag deed van een met ware doodsverachting doorgemaakte rit met een paardloos voertuig? Neen! Dit fragment, geschreven door een dertigjarige man met hoofdredactionele aspiraties, stond enkele maanden geleden in een Nederlandstalig autoblad.
Het is wel eigenaardig dat, waar de Volvo in het algemeen reeds lang met vuur werd opgespoord als zijnde een begerenswaardige auto om te bewaren, de 1800 in zijn diverse uitvoeringen pas veel later en betrekkelijk recent voor het voetlicht trad.
Dit is vooroorlogse juristentaal! Dit begrijpt geen hond! Waarom schreef die man niet: Behalve de 1800 stonden alle Volvo modellen spoedig in de belangstelling van verzamelaars? Ik hoor u nu opgelucht ademhalen want eindelijk begint u het te begrijpen.
In een verhaal over een Duitse autofabriek las ik dat men dringend een seller nodig had. Was bestseller niet een correcter woord op die plaats geweest? Liever nog prefereer ik het goed-Nederlandse een goed verkoopbaar produkt. In hetzelfde verhaal gleed de auteur nog een keer uit met een onderdeel dat extra voor extra geld leverbaar was.
Wat een automobielhistoricus is, zult u mogelijk kunnen vermoeden. Juist, dit is een man die van een kilometer afstand een Dion-Bouton uit 1898 kan