Van Woord tot Woord
Midwinter
Als u in magie gelooft zou u uw in december geboren zoon of dochter Bert of Berta/Brechtje moeten noemen. Hoe zou u beter een beroep kunnen doen op het verdwijnende zonnelicht om weer terug te keren. De naam betekent ‘helder, stralend’ (vergelijk het Engelse bright en in het Nederlands de berk, de boom met de witte bast) en is dus juist in de donkere nachten voor kerstmis bijzonder actueel.
Er is geen andere periode in het jaar waarin de huiselijke gezelligheid zo centraal staat en waarin er zoveel geschenken worden gegeven als in de tijd rond nieuwjaar, de midwintertijd. Al dan niet bewust nemen wij dan deel aan tal van folkloristische gebruiken, waarvan er sommige van Christelijke, maar ook heel wat van vóór-Christelijke oorsprong zijn. Men beweert zelfs dat het bijeenbrengen van de familie in deze weken met oude voorvaderriten te maken heeft, met het vieren van de nagedachtenis van de doden. Daartoe zou men ook offerdieren eten (de suikerbeesten met sinterklaas zijn daar een overblijfsel van) en geschenken geven aan arme mensen die de arme zielen symboliseren. Kerstkrans en adventskrans zouden het zonnewiel symboliseren. Het midwinterfeest is een zonnefeest. De ‘ster die stille staat’ in de bijbel is de zon. Met het nieuwe jaar keert de zon terug. Nieuwjaar omvatte de twaalf nachten (twelfth-night) tussen kerstmis en driekoningen. De twaalf nachten waren bepalend voor de twaalf maanden in het volgende jaar.
Tegelijk met het licht werd de vegetatiegeest opnieuw geboren. Vandaar de vruchtbaarheidssymbolen die op alle decemberfeesten aanwezig zijn. Gekruide koeken, vruchten en noten worden gegeven, gekregen en gegeten. Een Weihnachtsstol is dubbel vruchtbaar: dit baksel is als brood al een symbool voor het leven en bovendien bevat het vruchten en amandelen. Lange tijd zijn sinterklaas en de vier mogelijke nieuwjaarsdagen (kerstmis, 1 januari, 6 januari en pasen) de enige dagen van het jaar geweest waarop duivekaters gegeten werden. Een duivekater is eigenlijk een heidens offerbrood. Het woord komt van ‘duivelkater’. De naam gaat terug op een oud kattenoffer, geofferd aan de demon - volgens de Christelijke opvatting de duivel - van de vruchtbaarheid. Pas later kwam er een brood in de vorm van een kat en nog later in de vorm van een scheenbeen in de plaats van een levende kater.
Vóór de kerstening waren er gedurende de midwintertijd in verschillende landen van Europa zogenaamde lotsfiguren met goede en slechte zijden. De tweedeling is heel duidelijk bewaard bij Sinterklaas naast Zwarte Piet. De heilige naast de duivel! Eén van de lotsfiguren was vrouwe Bercht (= Berta), die verwantschap vertoont met vrouw Holle en wier cultus is opgekomen tijdens de matriarchale landbouwcultuur, waaruit ook het heksengeloof voortspruit. Tot haar functies behoorde onder meer het rondgaan in de langste nacht van het jaar, waarin zij voorspelde dat het licht weer terug zou komen. Nog vóór zonsopgang kwam zij op bezoek bij de mensen met goede wensen en geschenken. De langste nacht was volgens Juliaanse tijdrekening de nacht van 12 op 13 december.
In Italië kende men een andere lichtbrengster, de heilige Lucia. Ook deze naam betekent ‘de lichtende’. Zij leefde rond 300 en volgens de legende stak zij zichzelf de ogen uit om niet zo aantrekkelijk te zijn voor een heidense jonge man die haar beminde. Als beloning kreeg zij nog mooiere ogen terug, maar toch werd zij de beschermheilige van de blinden. Later stierf zij de marteldood. Zij kwam uit Syracuse en haar verering kwam daar in de plaats van de Artemiscultus. Artemis (eigenlijk een vóór-Griekse vruchtbaarheidsgodin) had juist in de Griekse kolonie Sicilië grote feesten met vruchtbaarheidsriten. Reeds vóór 1000 had de Luciaverering zich erg verbreid in de Romaanse landen. Haar feest werd door de kerk doelbewust op 13 december gezet, dus op het feest van de heidense mythevrouw, zodat zij deze bij de kerstening van de andere landen van Europa wist te verdringen. Maar zij nam de karakteristieken van de andere lichtvrouwe over. Evenals Artemis had ook Bercht/Lucia boze tijden. In de traditie ontwikkelde zij zich tot een goede geefster of tot een boze demon. In de middeleeuwen verschijnt vaak een vrouwelijke duivel, die de ‘onreine Diana’ genoemd wordt. Diana was de Romeinse tegenhangster van Artemis. Sinterklaas werd in Zuid-Duitsland vergezeld door angstwekkende vrouwen die Perchta of Holda heetten. In Bohemen voert de kerstman een geit (= duivel met bokkepoten) met de naam Lucia met zich mee. De Zweedse lussekatter zijn te vergelijken met de Nederlandse duivekaters.
Toen de Gregoriaanse kalender werd aangenomen ging het verband tussen de langste nacht en de Christelijke lichtheilige verloren, zodat in de meeste streken van Europa het vieren van de feestdag van Lucia als goede geefster geheel verdween. In Zweden echter werd de Gregoriaanse kalender pas in 1753 ingevoerd, zodat het gebruik hier gelegenheid kreeg zich zo stevig te wortelen, dat het is blijven bestaan. In de vroege ochtend van 13 december bezoekt Lucia huizen en scholen in een wit gewaad met een kaarsenkroon op het hoofd. In de Baltische landen, waar de Gregoriaanse kalender eveneens laat werd ingevoerd, vinden we ook nog een zekere Luciaverering.
Midwinter eindigt op 6 januari, in veel landen een belangrijke feestdag. Uit mijn jeugd herinner ik mij het driekoningenzingen en de grote jaarlijkse optocht, compleet met echte kamelen. Het doet mij nog altijd een beetje onnatuurlijk aan dat ik tegenwoordig op die dag gewoon moet werken. In het Oudhoogduits werd 6 januari Perchtennacht genoemd. Het licht is teruggekomen!
Marlies Philippa