Van taalplaque en woord-inflatie
Wellicht is woordwoekering de best passende naam voor het verschijnsel dat heel toereikende woorden, namen, begripsomschrijvingen nodeloos uitdijen. Een tamelijk recent verschijnsel, lijkt het: nog geen decennium oud.
Iedereen, van scholier tot beroepswielrenner, spreekt tegenwoordig niet meer van doel maar van doelstelling, waaruit een taakstelling voortvloeit die gegeven de feitelijkheden van het werkveld in haar totaliteit nagestreefd moet worden. Wonderlijke aankoeksels en zo gaarne gevreten!
Ons ontredderd land mag zich thans verlaten op maatschappelijk (sociaal, cultureel) werkenden waar onze ouders nog overgeleverd waren aan maatschappelijk werksters. De wijkzuster is niet alleen haar Solex kwijt maar ook haar naam: haar werk wordt nu gedaan door een fris team van wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden. Onderwijzers en onderwijzeressen zijn verdrongen door hordes onderwijsgevenden, leerkrachten door lesgevenden; leerlingen werden, geheel in stijl, studerenden. Bejaardenhuizen, dat wil zeggen woonverbanden voor ouderwordenden, worden gerund door leidinggevenden.
Taalwratten en taalplaque, maar de gegevenheden zijn niet anders: informateur Lubbers slaat aan het afconcluderen, daarmee beantwoordend aan veler verwachtingspatroon. Wim Kok, voorman van het vakbondsgebeuren, geeft boven wantrouwen de voorkeur aan wantrouwigheid. Marathonloper Nijboer heeft kennisgemaakt met de alleenheid van zijn trainingsarbeid, zijn coach verzet zich tegen afdramatiseren. Het probleem blijkt een problematiek te zijn en wie holle taal uitslaat is niet meestal maar in zijn algemeenheid een zwammer.
Illustraties te over; de woekergeest zou hier influisteren: een brede verscheidenheid van illustratiemateriaal.
Mogelijk kan in zoveel taaluitdijing een patroon ontdekt worden. Bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en tegenwoordige deelwoorden, bijvoorbeeld, worden tot de stand der zelfstandige naamwoorden verheven (in zijn totaliteit resp. streetcornerwerkende). Er wordt iets pleonastisch voorgeplakt (opstarten, uitgroeien) of het achtervoegsel -heid wordt eraan gebreid als gold het de ontdekking van een soort of geslacht (gegevenheid). De optuiging geschiedt nu eens door een heuse samenstelling te smeden (antwoordpatroon, uitgavensfeer, investeringsklimaat), dan weer door de toevoeging van een bijna loze precisering (besluitvorming, taakstelling). Zo'n ogenschijnlijke wirwar noodt tot een zoekproces naar het gebruikssysteem van deze woordwoekeringen.
Een voor de hand liggende verklaring is, dat de nieuwe, langere versie gewichtiger klinkt en aldus meer lijkt te bieden: de serre wordt serrekamer en de klerenkast garderobenis. Een woning met dergelijke extra's mag natuurlijk wel wat extra's kosten. Daarnaast is er de broodnodige verzachting: van een bejaarde zijn de dagen wel zo ongeveer geteld, maar de ouderwordende (al wat leeft en ademhaalt) kan nog jaren mee. De huishoudster is gestegen tot de hoogte van huishoudkundige maar lapt dezelfde ramen met hetzelfde koude water. De verzachting die dit soort eufemisme biedt, bestaat bij de gratie van de vervaging.
In de groep van beroepen en functies zien de uitstulpsels er wat gecompliceerder uit. Enerzijds verschuift de nadruk van persoon naar activiteit (onderwijzer-onderwijsgevende) en mag het afnemersbestand dus meer waar voor hetzelfde geld verwachten. Anderzijds wordt de (vermeende) deskundigheid zo krachtig op de voorgrond geplaatst dat men zich met recht en reden onzeker mag voelen over het praktische gehalte van de functie. Een genezer belooft dat hij je geneest, maar van een geneeskundige weetje alleen dat hij doorgeleerd heeft en je verder niets belooft. Minder waar voor hetzelfde geld?
Handig en eigentijds is ondertussen wel, dat de nieuwvormingen zowel voor de mannelijke als vrouwelijke kracht te benutten zijn en de antiseksistische strijd toegespitst kan worden op de aanduiding m/v of v/m. (Het m/v en v/m hebben ook zo hun nadelen, omdat er een onderliggende en een bovenliggende wordt gecreëerd.) Bluf en klop-klop, maar de onwetende buitenwacht dient wel goed te begrijpen dat de taalwoekeraar ingevoerd is en de ontwikkelingen op de voet volgt. Wie het tejatergebeuren in zijn totaliteit volgt, doet vanzelfsprekend wel even iets anders dan de Uit-agenda bijhouden.
Er straalt iets sociaal wetenschappelijks af op de verontruste ouder die geconfronteerd wordt met het drinkgedrag van minderjarigen en de sprekende heeft vast meer dan lagere school gehad wanneer hij meent, dat een nivellerend beloningssysteem van de overheid een voorbeeldfunctie voor het bedrijfsleven moet vervullen.
Woordinflatie, in de letterlijke zin van het woord inflatie. In veel gevallen tonen de voorbeelden aan dat er kennelijk iets uit het wetenschapsbedrijf is doorgelekt in de omgangstaal. Van de wijze waarop de wetenschap in de alledaagse taal doordruppelt, valt meer dan alleen deze constatering te vermelden. Er is een grote groep taalgebruikers die, onbekend met de herkomst van die