Variëteit en variété
Het presenteren van mogelijke twijfelgevallen in het september-nummer heeft wel enige reacties opgeleverd. Punt voor punt:
1. Het is wel te verwonderen, tegenover: het is niet te verwonderen. Mevr. P. Dijkhuizen-Middendorp in Overveen heeft daar geen enkel bezwaar tegen.
2. Iedereen werkte langs elkaar heen. De heer E.J. Polak in Middelburg moet daarbij denken aan een Sterreclame waarin gezegd wordt: ‘... omdat geen mens hetzelfde is’. Mevr. Dijkhuizen: ja, dat is grammaticaal onjuist, maar ‘iedereen’ is een meervoudig begrip (net als gezelschap) en daarom vind ik het gebruik van ‘elkaar’ volkomen in orde. Mevr. M.C. Bouma in Den Haag daarentegen acht de constructie foutief, omdat ‘elkaar’ een meervoudig begrip is, dat een meervoudig onderwerp en een meervoudig gezegde vereist. Maar, vraagt ze zich af, waar blijf ik met deze redenering, als ik wel kan zeggen: ‘men werkte langs elkaar heen...’? Of kan dat niet? - 't Kan wel, denk ik; we zeggen ook: men gunt daar elkaar het licht in de ogen niet. Vanwaar dan dat verschil met iedereen (dat mevr. Dijkhuizen ontkent)? Heeft dat eigenaardige ‘men’ misschien zóveel eigen aard, dat het een meervoudig begrip als ‘elkaar’ bij zich verdraagt als object of deel van een bepaling? Is het zó onbepaald, dat het - hoewel geen collectivum - met zijn enkelvoudige persoonsvorm een meervoudig beeld kan oproepen, anders (vind ik) dan ieder(een)? Vergelijk: ‘men koos plaatsen op de eerste rijen’ en ‘iedereen koos een plaats op de eerste rijen’.
3. Een omwonende. De heer Polak schrijft: ‘Die ene omwonende, die voor de heer Godschalk een probleem vormt (Nee, ik gebruik dat enkelvoud nooit - mcg), herinnert me aan de ook al onmogelijke mededeling, dat de beide heren maar eens om de tafel moeten gaan zitten.’ Mevr. Dijkhuizen zou de zegswijze willen aanvaarden; die éne omwonende is deel van het collectief der omwonenden.
4. Het valt best tegen. Mevr. Dijkhuizen gelooft dat die uitdrukking wel degelijk thuishoort in de categorie ‘hij liep mooi tegen de lamp’. Dat is ook het oordeel van de heer Polak, die verder van mening is dat de vrouw die het zeide bedoelde: ik wil er best voor uitkomen dat het me tegenvalt. ‘Best’ zou dan kunnen betekenen ‘heus wel’; de achterliggende gedachte is: je had 't misschien niet verwacht, maar 't is wèl zo. Mevr. Bouma bekijkt de zaak anders. Ze ziet een gelijkenis met ‘valt danig tegen’ en de superlatief ‘best’ maakt de tegenvaller misschien nog wat groter. Voorts hebben de jongeren al lang nieuwe termen om de intensiteit van hun oordeel uit te drukken.
5. Er is iets aan de knikker. Mevr. Dijkhuizen heeft (terecht) de indruk dat dit betekent: er is iets aan de hand, niet in orde. Weet de spreker wat het is? De stuurman van De Schoolmeester weet wel degelijk wat er dreigt. Mevr. Bouma voelt, maar kan niet bewijzen, dat iemand de uitdrukking gebruikt, als hij een onheil verwacht zonder te weten welk onheil (zo begrijp ik tenminste haar brief). Ze voelt er daarom geen hypocrisie in. - Ik denk dat ik hier niet helemaal duidelijk ben geweest. Ik bedoelde dat veel mensen niet willen zeggen: er is stront aan de knikker, de onvervalste maar platte uitdrukking. De hypocrisie zie ik hierin, dat ze de meest gangbare vorm van deze zegswijze vermijden vanwege het platte woord, maar toch de knikker aanhouden als het voorwerp waar ‘iets’ aan is. Terwijl ze zonder bezwaar zouden kunnen zeggen: er is iets niet in orde, er is onraad, er is (hevige) ruzie. De vragende vorm wordt door mevr. Dijkhuizen te berde gebracht. Kan men in plaats van ‘Wat is daar aan de hand?’ ook zeggen: ‘Wat is daar aan de knikker?’ - Men kan die vraag wel stellen, maar het antwoord acht ik duidelijk, omdat er maar één ding aan de knikker kan zijn. Wie heeft ooit gehoord ‘Er is ruzie aan de knikker’? Mevr. Bouma vraagt zich nog af wat die knikker eigenlijk is. Ze denkt aan de hemel, het uitspansel; of is er enige analogie met onze knikker (ons hoofd)? - Ik ben er haast zeker van dat de echte speelknikker bedoeld is. Die rolde over de hele straat en allicht dat er wel eens - hoewel minder dan tegenwoordig! - vuil aan kwam. Dat was een onaangename omstandigheid en die zit ook in de overdrachtelijk gebruikte zegswijze.
6. Niemand die niet wilde werken hoefde meer te werken en kwam toch niet van honger om. Mevr. Bouma en mevr. Dijkhuizen zijn het erover eens, dat dit een foute samentrekking is. De eerste acht het voldoende als het woord ‘niet’ uit de tweede hoofdzin verdwijnt. Mevr. Dijkhuizen merkt op: Is het bovendien niet beter om te zeggen: ‘niemand van hen die niet wilden werken...’? - En dat was o.m. mijn bedoeling; de constructie ‘niemand die niet wilde werken’ lijkt me bijzonder vreemd. Trouwens, ook met de aangebrachte verbeteringen loopt het zinsgeheel niet over van normaliteit.
7. Door opzij te springen werd niemand gewond. Mevr. Dijkhuizen: ‘Hoe tolerant ik steeds probeer te zijn, dit gaat te ver. Hier mag de grammatica absoluut niet met een korreltje zout genomen worden.’
Andere onderwerpen moeten helaas wachten tot een volgend nummer.
M.C. Godschalk