Haar bij politieke partijen
Het gebruik van de voornaamwoordelijke aanduiding (zijn, haar of hun) wil nog wel eens mis gaan in kranten, week bladen of in voorlichtingsmateriaal. Vooral het ‘verkeerd’ gebruik - haar terugverwijzend naar een mannelijk of onzijdig woord - zet soms pennen in beweging. Zelfs een kwaliteitskrant als NRC/Handelsblad wordt geplaagd door zich verschrijvende journalisten, getuige een ingezonden brief van A.H. Kist uit Amsterdam die schrijft: ‘Terwijl de strijd op het -d-, -t- en -dt-front al welhaast definitief verloren lijkt, ziet het er voor het slinkende leger van taalpreciezen ook op het slagveld der bezittelijke voornaamwoorden niet rooskleurig uit, nu zelfs NRC/Handelsblad overgelopen is naar het kamp van de rekkelijken, blijkens het bericht op de voorpagina van de krant van 21 november 1981 dat “het bestuur van de Westduitse sociaal-democratische partij (S.D.P.) verdachtmakingen tegenover haar voorzitter Willy Brandt van de hand gewezen” heeft.’ De journalist die haar schreef zag waarschijnlijk niet dat de kern (zie P.C. Paardekooper, Beknopte ABN-syntaksis, Den Bosch, 19714, 195) waar de bezittelijke voornaamwoordelijke aanduiding zich naar richt bestuur was, in casu een onzijdig woord, maar hij nam aan dat er verwezen werd naar partij, een vrouwelijk woord.
Nu komt in de naamgeving van veel politieke groeperingen die zijn vertegenwoordigd in de Tweede Kamer het woord partij voor als kern, bij voorbeeld: Partij van de Arbeid, Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, Politieke Partij Radicalen en Staatkundig Gereformeerde Partij.
De kern partij is naar genus vrouwelijk, daarom dient er met haar naar verwezen te worden volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal, 's-Gravenhage, 1954. Voor geen van de hier genoemde partijen leverde het gebruik van de voornaamwoordelijke aanduiding problemen op in voorlichtingsmateriaal.
Een uitzondering lijkt de groepering D'66. Naar de Democraten 1966 verwijst een enkele aankomend-journalist met hun. Deze meervoudige voornaamwoordelijke aanduiding trof ik niet aan in D'66-kringen. In de ‘verwijspraktijk’ voelt bijna iedere schrijver D'66 aan als een partij; het woord partij speelt waarschijnlijk geimpliceerd een rol in die praktijk. (Op foldermateriaal van D'66, huis-aan-huis verspreid vlak voor de Staten-verkiezingen, trof ik als meest volledige naam voor D'66 aan: Politieke Partij Democraten '66.)
De kernen van het C.D.A. (Christen-Democratisch Appèl) en het G.P.V. (Gereformeerd Politiek Verbond) zijn respectievelijk Appèl en Verbond.
Beide zijn onzijdig en u verwijst correct met zijn. Echter, sommige taalgebruikers hebben in de genoemde gevallen moeite met zijn: Het partijblad CD/Actueel, jrg. 1, nr. 56, 31 oktober 1981, pag. 5: ‘Het is duidelijk dat het C.D.A. de afgelopen jaren vooral met zijn eigen “nieuwheid” bezig is geweest. Dat nieuwtje is er nu wel ongeveer af. Het C.D.A. zal in de komende periode veel aandacht aan zijn eigen politieke inhoud en stijl - zowel naar buiten als naar binnen - moeten besteden. Teleurstelling over meningsverschillen, teleurstelling ook over het feit dat het C.D.A. soms meer op anderen lijkt te reageren dan dat het haar eigen politieke boodschap naar voren schuift, wijzen ook in die richting.’ Vooral in de spreektaal komt het voor, dat taalgebruikers met haar verwijzen naar het C.D.A. en het G.P.V.
Eén van de belangrijkste oorzaken van de foute verwijzing bij de voornaamwoordelijke aanduiding lijkt me de afstand kern-voornaamwoordelijke aanduiding.
Voor journalisten en voorlichters is het nog steeds raadzaam juist op kwesties als de voornaamwoordelijke aanduiding gespitst te zijn.
P. Kaashoek
Academie voor de Journalistiek
Tilburg