Wat 'n Taalschat!
Mensen die zich in een club verenigen om de wereld te verbeteren, veranderen dikwijls, en gelukkig, in de eerste plaats zichzelf.
Neem de rooms-katholieken in Nederland die de Nijmeegse universiteit, de Volkskrant en de KRO oprichtten. De bedoeling was natuurlijk om te zorgen dat roomse kindertjes van roomse proffen roomse wetenschap zouden krijgen, naar roomse muziek zouden luisteren, en roomse berichten zouden lezen. Maar het pakte anders uit: die instellingen waren vooral nuttig voor de opvoeding en in de echte wereld brenging van onze katholieke medeburgers. Wie nu de Volkskrant leest ontdekt hoogstens aan kleine signaaltjes het rooms verleden van die wereldse krant.
Een soortgelijke ontwikkeling zie ik in het Genootschap Onze Taal. Dat werd opgezet door een groepje mopperkonten, die het sluipende gevaar van de germanismen wilden bestrijden, en die alle cliché-misverstanden over taalbederf die te verzinnen zijn, in ere hielden. Het waren mensen die over het woord ‘brenging’ in de vorige alinea niet alleen de wenkbrauwen gefronst hadden, maar mij daar ook liefst een flinke tik voor gegeven hadden.
Onze Taal was natuurlijk bedoeld als vijand van Hun Taal, de taal der Hunnen, die hen en hun dooreenhaalden, en misschien zelfs ‘hun zeiden’ zeiden.
Maar ook hier ziet men na een halve eeuw strijd dat vooral de emancipatie in eigen kring wordt bereikt. Het geniale van Onze Taal is altijd geweest dat men advies vroeg aan de officiële, hooggeleerde, taalkundigen. En die waren en zijn, op een enkele uitzondering na, niet zo bekrompen als de gemiddelde Onzetaler.
Er zou een boeiende geschiedenis zijn te schrijven over vijftig jaar Onze-Taalstrijd, zoals dat ook te schrijven is over een halve eeuw Nijmegen of KRO. Over de Volkskrant verscheen onlangs een historie van zestig jaren. In alle recensies werd dat boek dor bevonden. Men had artikelen uit de Volkskrant zelf willen lezen.
De geschiedenis van Onze Taal moet nog geschreven worden. Maar de bundel Taalschat die Jan Renkema uit vijftig jaargangen van Onze Taal maakte, is minstens zo welkom. De Taalschat is geen representatieve keus. Het geeft de bergtoppen van een landschap dat vanzelfsprekend ook moerassen en gifgronden kent.
Met een minimale toelichting geeft Renkema in een bestek van 100 pagina's elf logisch ingedeelde hoofdstukken, waarin alles ter sprake komt wat Onze Taal bezig hield.
Ik heb mij verbaasd, aangenaam natuurlijk, over het aantal mensen dat zich de Opperlandse Taal- en Letterkunde wilde aanschaffen, veel meer dan welke deskundige ook had durven ramen. Ik hoop dat er voor de Taalschat een nog veel grotere verkoop is weggelegd. Het boek verdient het. Een beetje vervelend is het alleen voor iemand - maar bestaat die? - die de volledige vijftig jaargangen in zijn bezit heeft. Bezit u slechts vier of acht jaargangen, dan moet u dit boek kopen.
Battus