Het rijmschap
Hoorrijm en leesrijm
Het ondergoed in mijn bureaula
Herinnert mij nog vaak aan Paula
Het bovenstaande onhoorbare gedicht is een oneigenlijk bewijs voor de stelling van mijn kompaan dat er verschil bestaat tussen hoorrijm en leesrijm. Ik heb echter nauwelijks andere bewijzen. De leesrijmer mag wat uitbundiger omspringen met enjambementen, hij mag zijn zinnen wat langer en ingewikkelder maken, maar hij mag het oor niet bedotten met rijmparen als gezichten/ oplichten of zadel/ citadel. Leesrijm valt te bestuderen, hoorrijm valt doorgaans slechts éénmaal te beluisteren, maar kreupelrijm valt altijd en overal door de mand.
Ik probeer correct te spellen, maar verder bekommer ik mij niet om het uiterlijk van mijn rijmende regels. Technisch volmaakt rijm kan er raar uitzien.
Vanuit een omgekeerde taxi Genoot ik van de harde actie
of
De zeeman en zijn meisje loos Besliepen tal van lits-jumeauxs
Het kan nog gekker. Met name in het Engels, een taal met wel zeer vreemde spellingafspraken, is het mogelijk grotesk uitziende, maar rimpelloos rijmende slotwoorden op het papier te toveren. Waarom zou een dichter ook nog eens als visagist moeten optreden? Heinz hoopt, naar ik vermoed, door de rol van de spelling te beklemtonen beginnende rijmers te weerhouden van onberaden stappen buiten de veilige paden.
Een kilo pluis, een meter rafel Wat heb ik toch een diepe navel!
Heinz zal onmiddellijk roepen dat de spelling bij dit vers als reddende engel had moeten optreden. Ik hóór echter dat het niet deugt. Kwaliteitsbewakingrijm is geen taak voor de spelling. Spelling is een arbitrair geheel van regels, rijm is een klankovereenkomst.
Ivo de Wijs
•
De tourbus passeerde Café de la Paix Inzittenden riepen geestdriftig: ‘Hee kaix!’
Kan men inblazingen naast zich neerleggen? Misschien, als men het bovennatuurlijk aanpakt. Hoe dan ook, ik bied weerstand aan Ivo's vertoog. ‘Een taal wordt eerst gesproken en later pas geschreven.’ Ja. Maar de schrijftaal wordt al gauw een zelfstandig medium. Ze kan spreektaal registreren (zij het onvolmaakt) maar hoeft daar niet van te leven. Ze heeft haar eigen ontwikkeling, haar eigen discipline, al houdt ze natuurlijk contact met het gesproken woord. En rekening. Ze is noch versteend, noch eenzelvig. Wel wil ze haar structuur handhaven en liefst ook tonen. Ik zeg heus niet ‘bruidsssstoet’ of ‘braaduhdun’, maar schrijf evenmin ‘bruidpaar’ en ‘bade’. Het is bruidspaar, dus bruidsstoet (logisch, en ik wil die s zien, mijn oren hebben daar niets mee te maken) en het is baadden, anders weten we niet wat er nu eigenlijk werd gedaan. Schrijftaal, inclusief spelling, leert ons naar beste vermogen hoe de taal in elkaar zit. Ik heb het nu over Nederlands, een tamelijk mooi praktijkgeval.
‘De uitspraak van het ABN is het enige veilige richtsnoer.’ Wiens uitspraak? Noem eens iemand. Is het Stalpers, die meent met een voorbeeld iets aan te tonen? Pardon, aan te tone?
Ruiterlijk erken ik een sterke neiging, schrijftaal te spreken. Men kan zingt en zinkt in mijn uitspraak onderscheiden. Erwt evenwel noem ik ert, behalve in scherts, en thhans welt me niet naar de keel. Schrijvend aanvaard ik die anachronismen. Wat rijm betreft streef ik naar leesrijm - natuurlijk niet grotesk vormrijm als in de aanhef van deze aflevering, maar wel naar het imposante kantoorgebouw in Alicante dat ik aanschouw.
Helaas ben ik niet immuun voor rijmblindheid. Toen ik eens een nieuw nummer kwinkeleerde, viel het Jan Kal (toch niet bepaald puriteins in dit opzicht) op, dat ik -oud op -ouwt liet rijmen; dat heb ik toen ook meteen en berouwvol gecorrigeerd. Spartaans als ik ben.
En toch... als ik Driek van Wissen hoor voordragen met een rijm als ontgaan me op dame (of namen, dat weet ik niet meer) ben ik niet zo gesjokkeerd - spelling is een arbitrair geheel van regels, las ik ergens - als ik zou zijn indien mij die ontsporing overkwam. Wellicht is het zijn stijl, zijn esprit, waardoor de schok zacht aankomt. Soortgelijk incasseringsvermogen bezit ik ten aanzien van Rawie, De Wijs en nog enigen die ik graag hoor, en graag mag. Zou ik oud worden? Neen neen! dat kan, dat màg niet zijn... Ik word suf, daar zal het aan liggen.
Kom je eind van de week nog met fruit langs, Ben? Ik wil peren, en liefst met de uitgangs-n
H.H. Polzer