Ook daarbij moet ik mijzelf bedwingen, want het kost ons moeite, ja het uiterste zelfbedwang, om over de grote gebeurtenissen van de laatste weken rustig te spreken. Als wij ons terugdenken in de spanningen van die hevig bewogen dagen en als wij de aandoeningen weer oproepen die ons in de uren van de ontknoping hebben aangegrepen, dan stormt het in ons, in u even hevig als in mij.’
Albarda was een aardige, enigszins verlegen man. En zonder twijfel meende hij wat hij zei. Hij blies zich niet bewust op. Niettemin, ook zijn toon en zijn woordkeus zijn voltooid verleden tijd.
Onuitstaanbaar voor onze oren noemde ik de taal van die tijd. Die van nu is meer ter zake, technischer, vervelender. Ik geef een serie vaktermen uit de algemene beschouwingen van 1980:
polarisatie, relatienota, georiënteerde markteconomie, kwartaire sektor, volumebeleid, aftopping van en vloer in de prijscompensatie, secundaire inkomensverdeling, inflatieneutrale belastingheffing, het doorschuiven van de structurele dekking, arbeidsinkomensquote, spaarquote, huurquote, huurwaardeforfait, huurharmonisatie, dynamische kostprijshuur, nonproliferatie, flexible response, SALT, MBFR.
Dit is een boeketje uit algemene beschouwingen, niet uit een specialistisch symposium!
Politici wordt dikwijls verweten dat zij te moeilijk zouden spreken. Ik geef toe, de meeste Nederlanders kunnen niet alles navertellen. Maar ik daag iedereen uit, de zojuist opgesomde begrippen te vertalen zonder, hetzij hun betekenis geweld aan te doen, hetzij te vervallen in langdradige uitweidingen.
Helaas hebben sommige parlementariërs wat dit betreft toch last van valse schaamte. Zij willen, mede onder invloed van de moderne media, zoveel mogelijk mensen bereiken, niet alleen de eigen zuil, maar allen. En het onvermijdelijke technische jargon trachten zij dan goed te maken met kneuterig gebabbel. Ik zal niet zo flauw zijn dit te illustreren door de een of andere backbencher te plagen. Ik put wederom uit algemene beschouwingen van de voormannen.
Den Uyl:
‘Het Kabinet heeft beleidsvoornemens op tafel gelegd... Een kerngedachte van het WRR-rapport wordt de nek omgedraaid... Een serieuze poging van het Kabinet met een eigen invulling te komen bleef uit... Wij kozen voor een effectieve nullijn voor modaal... De minima leveren meer in dan viermaal modaal... Het is een goed uitgangspunt dat de overheid haar beide petten uit elkaar houdt... De maatschappelijke hervormingen zijn op een laag pitje gezet... De bestuurbaarheid van de samenleving is mijn invalshoek... Het Kabinet heeft de laagstbetaalden door de nullijn laten zakken... Het verwacht dat de Kamer knopen zal doorhakken in het vacuüm.’
Lubbers:
‘De economie dichter bij de mens brengen... Velen zullen zinvol voor haar of hemzelf en voor de samenleving kunnen zijn... De regering zou nieuwe aanzetten kunnen geven... Wij waarderen de voorstellen positief.. De WRR-aanpak hoeft niet met lege handen te starten... Wij eten de toekomst van onze kinderen op... Wij zullen vrijmoedig bouwstenen voor het overleg op tafel leggen, fundamentele invalshoeken om samen tot de broodnodige beperking van arbeidskosten te komen... Artikelen aan het gebruik waarvan kritische kanten zitten... Wij vragen weer een stuk beleggersbouw te organiseren... De aanpassing van Spierenburg... Daar moeten wij op inspelen... Wij zien behoud van koopkracht niet zitten.’
Maak ik het mij gemakkelijk? Iedereen weet toch dat Den Uyl een drammer is en Lubbers een wolwever? Er zijn ook veel betere sprekers. Zo heeft de heer Van Agt enkele weken geleden bij de aanbieding van een aan hem gewijd boekje gezegd, dat ‘de taal vervuild wordt door grauw gezwam, halfgaar geneuzel en warrig gewauwel.’ Dat liegt er niet om. Laten wij dit oordeel eens toetsen aan de rede van de minister-president in hetzelfde debat waaruit ik eerder citeerde:
‘Wij zouden zwartepieten hebben doorgespeeld... Deze vergelijking is best interessant... Beste mensen, zo komen wij er niet uit... Ik heb in mijn antwoord niet het hele betoog meegenomen... De wenselijkheid om weer een fabriek voor rollend materieel van de grond te tillen... Ik kan me in die filosofie heel goed vinden... Het overleg vindt plaats in een positieve atmosfeer.’
Grauw gezwam, warrig gewauwel? Neen, de bedoelingen zijn duidelijk genoeg. Maar sapristi, halfgaar geneuzel is het wel. Ik maak er Van Agt geen verwijt van. Het is moeilijk zich te onttrekken aan taalgebruik in de omgeving, een omgeving die niet beperkt blijft tot de politiek, maar de gehele openbaarheid omvat.
Zorgvuldig spreken is verdacht. Aandachtig luisteren wordt niet zeer gewaardeerd. Bijgevolg acht men het geoorloofd, ja verplicht, veel te interrumperen. Buitengewoon sterk behoeven die interrupties niet te zijn. Het is al heel wat, wanneer men zelf de aandacht trekt en het betoog van de tegenstander vergruist. Hoe het anders kan, wil ik toelichten met een uitbarsting van Drees in die eerste Kamervergadering, die radioluisteraars konden volgen.
‘Mijnheer de Voorzitter! Ik wens in hoofdzaak een kort woord van protest te doen horen tegen de wijze waarop de heer Oud gemeend heeft in vierde termijn te mogen spreken. Mijns inziens was die wijze van spreken beneden de waardigheid van de Kamer en beneden de waardigheid van de heer Oud. Plotseling komt hij met een algemene aanval op het Kabinet, op punten die in het geheel niet in het debat ter sprake zijn gebracht. Mijns inziens is dit alleen te verklaren uit de omstandigheid, dat hij gevoelt hoe zwak hij heeft gestaan in deze gedachtenwisseling, hoe ongunstig over zijn houding wordt gedacht in deze vergadering en hoe ongunstig de weerslag daarvan zal zijn, nationaal en internationaal, hoe lichtvaardig hij is opgetreden tegenover een geestverwant, die als minister van Buitenlandse Zaken Nederland in internationale zaken een nieuw prestige heeft gegeven.
Mijnheer de Voorzitter! De heer Oud heeft lang het woord gevoerd in deze beraadslagingen. Hij heeft daarbij nauwelijks aangeraakt het belang van Nieuw-Guinea, het belang van Nederland, het belang van Indonesië. Hij is erin geslaagd vijf kwartier te spreken uitsluitend over formele aangelegenheden. En daarbij heeft hij getracht, het te doen voorkomen alsof de Regering zou hebben gehandeld tegen haar toezeggingen in. Het tegendeel is, naar mijn mening, afdoende aangetoond. Desondanks stuurt de heer Oud op deze gronden aan allereerst op het heengaan van zijn geestverwant die zich van zijn taak op zo'n voortreffelijke wijze heeft gekweten. En nu dit alles al te zwak blijkt, wordt plotseling de defensiekwestie erbij gehaald en zelfs de beschuldiging dat wij geweken zouden zijn voor de druk van de vakverenigingen bij beraadslagingen over een loonkwestie. Mijnheer de Voorzitter, zaken die onmogelijk op dit ogenblik behandeld kunnen worden. Wat het laatste betreft, wil ik alleen zeggen, dat er een volkomen normaal beraad met de Stichting van de Arbeid heeft plaatsgevonden en dat de moeilijkheden hoofdzakelijk lagen eerst tussen werkgevers- en werknemersorganisaties. Wat het defensiebeleid betreft, wijs ik erop dat onze internationale betekenis opzettelijk van onze kant nog dezer dagen bij de begroting