Woordblindheid (I)
Meer dan 10% van alle schoolkinderen ondervindt te veel moeilijkheden bij het leren lezen en spellen van onze taal, ondanks een normale of zelfs hoge intelligentie. Meestal zitten er in elke klas dus wel een paar kinderen, die min of meer woordblind zijn, maar toch hebben ze normale ogen en kunnen goed kijken. Vaak is alleen het dieptezien wat minder goed ontwikkeld, maar het valt ook ouders niet op, dat ze daardoor minder handig zijn met balspelen.
Een woordblind kind kan doorgaans wel logisch denken, maar zijn geheugen voor woordbeelden is minder sterk ontwikkeld. Bedoeld wordt hier dus de visuele vorm van dyslexie; niet te verwarren met de auditieve vorm.
Voor ze naar school gaan, leren kinderen hun moedertaal op het gehoor, nog niet gehinderd door regels en uitzonderingen. Op school moeten ze eerst de letters leren. Dat is lastig, als letters elkaars spiegelbeeld zijn en vooral de b en de d zijn berucht en ook de ie en ei worden vaak verwisseld. Maar gelukkig is het aantal letters niet zo groot.
Bij het woorden schrijven zijn er geen problemen met en-een, al-aal, bot-boot enz. Het wordt al snel moeilijker met aap-apen, vol-voller, leerling-leraar-lerares enz., want dan wordt dezelfde klank op twee manieren weergegeven.
Men kan zijn verstand niet gebruiken, om aan de weet te komen of het ei of ij moet zijn, ch of g, ou of au, en verschil in uitspraak is er tegenwoordig niet meer.
Dan wordt het belangrijk, dat we van het woord een ‘portret’ in het geheugen beschikbaar hebben.
Het geldt nog sterker, als we de historische herkomst van het woord in de spelling willen herkennen, zoals in racebaan, spoorrails, souveniertje, symmetrisch, choqueren, christenen enz.
Het oorspronkelijke - één klank één spelling - gaat dan heel ver de mist in.
Woordblinde kinderen hebben daar dus grote moeite mee. Ze blijven veel te logisch denken; daardoor zullen ze b.v. naast af-vallen ook jufvrouw schrijven, als ze veronderstellen, dat het een soort vrouw is.
Maar onze spelling is weinig logisch:
Grint en grind zijn allebei goed, maar hand is alleen goed met een d, vanwege het meervoud; alhoewel sluiz en graav niet mogen, ondanks sluizen en graven.
Weer wèl goed is: ‘De bijdehante jongen hanteert de hamer met zijn rechter hand.’
Als het ‘jagen’ is, dan zullen woordblinden ook geneigd zijn ‘jagt’ te schrijven en ze worden vaak dom genoemd als ze ‘irst’, ‘pretigge’ en ‘meetro’ schrijven, terwijl dat veel beter de klank weergeeft, dan de officiële spelling.
Ze begrijpen niet, dat je liter moet schrijven, maar ook gieter. Ze vinden het gek, dat ‘tweede trede’ goed is. Ze verliezen alle grond onder de voeten als ze leren: badenbaddoek, leiden-leidraad. Ze wanen zich wel compleet in een doolhof met: musiceren, converseren en praktizeren.
Om dat allemaal goed te schrijven, heeft men aan taalregels vrijwel niets, maar moet men de woordbeelden kennen.
Het is natuurlijk normaal, dat in de eerste klassen nog woordbeeldfouten worden gemaakt, maar de diagnose woordblind wordt wel zeker, als iemand in de zesde klas nog schrijft: ‘Gelukkug had hij pas een nieuwe reegenjas gukkogt,’ of: ‘De ewige sneew lag als een witte deeken ofer de bergtopen.’
En laten we mild zijn; verreweg de meeste volwassenen, die denken, dat ze de spelling beheersen, schrijven rustig ‘pyama’ zonder te weten, dat het fout is.
Een normale oudere leest en schrijft alleen nog maar woordbeelden. De klank van de letters speelt dan nauwelijks een rol en taalregels worden nauwelijks nog gebruikt.
Als een woordblinde jongen ‘guervt’ schrijft, dan kan men niet eens herkennen, dat geërfd bedoeld werd, omdat het goede woordbeeld niet gebruikt werd.