Spijkers op laag water V
Waken voor: ervoor waken
Als je op het gebruik van een uitdrukking gaat letten, kom je die veel vaker tegen dan je verwachtte. Zo ging het mij met de uitdrukking waken voor. Bijna elke dag bleek over de radio of in de krant voor een of ander gewaakt te worden. Maar men waakte anders dan ik. Ik zou schrijven: O.T. waakt voor de zuiverheid van het Nederlands of O.T. waakt ervoor dat de zuiverheid van het Nederlands gehandhaafd wordt. Overigens een uitspraak die O.T. niet zonder voorbehoud tot de hare zal willen maken; ik trouwens ook niet. Maar wat hoort mijn oor, ziet mijn oog? Iedereen voegde aan het object een ontkenning toe. Vier voorbeelden: Een milieuman hoorde ik voor de radio zeggen: Wij moeten ervoor waken dat die rotzooi niet in de grond komt. Professor Alting von Geusau zei over het ontslag van Cyrus Vance: Hij waakte ervoor dat Carter geen onberaden stappen zou doen. Ook een medewerker van NRC-Hbld hakte met dit bijltje: Zij (de bisschoppen) zeggen ervoor te zullen waken dat dit geen verwarring schept, en een paar weken later: Zo staat in hun besluit te lezen dat de bisschoppen ervoor moeten waken dat de verscheidenheid waarin het geloof wordt uitgedrukt ( ) bij de gelovigen geen verwarring schept.
Het is duidelijk: waken voor wordt hier gebruikt in de betekenis van ervoor zorgen dat in plaats van voorkomen dat. Ik was benieuwd wat het WNT zou zeggen, maar dat is nog niet aan de W toe. Dan de dikke Van Dale maar. Die geeft voor waken voor: toezien dat aan de in een bepaling genoemde persoon of zaak geen schade geschiedt. Die omschrijving geldt zowel voor gebruik mèt als zonder ontkenning; daar hebben we dus niet veel aan. Ook mijn trouwe Koenen liet me ditmaal in de steek, alleen wordt daarin, zij het zonder omschrijving, waken tegen ook vermeld.
Al bijna was ik geneigd aan mijn taalgevoel te gaan twijfelen, toen ik onlangs in het hoofdartikel van NRC-Hbld deze zin las:
Voorts moet bij de beoordeling van de actie ervoor worden gewaakt er al te eenzijdig van uit te gaan dat Carter zich in overwegende mate bij zijn handelingen door verkiezingsoverwegingen zou laten leiden.
De uitdrukking wordt blijkbaar op twee manieren gebruikt. Dus één van de twee is fout? Tut, tut, niet zo haastig. Taal verandert, maar niet van vandaag op morgen. Elke verandering is aanvankelijk afwijking van het vaste patroon, ‘fout’. Vaak begint zij net als een modeverschijnsel en vindt zij geleidelijk ingang. Dan wordt de mode niet langer ‘gek’ gevonden, de afwijking niet langer ‘fout’. Niet bij elke verandering is het mogelijk de hulp van het NIPO in te roepen om tot in tienden van procenten vast te stellen hoe ver zij al is voortgeschreden. Daarom zal er altijd wel een subjectief element blijven in het vaststellen of de verandering ‘goed’ Nederlands is geworden of (nog) niet. Belangrijk zal daarbij wel altijd zijn de vraag of de beoordelaar zelf de verandering al bij zijn taalbagage heeft ingepakt. Zo ben ik geneigd dat nieuwe gebruik van waken voor (nog) af te keuren als slordigheid, maar van een (oud-)leraar Nederlands valt moeilijk iets anders te verwachten. Het is trouwens niet eens zo kwaad als leraren e.d. als rem fungeren op al te lustige veranderingen. Veel helpen doet het meestal toch niet.
Rest nog de vraag naar de oorzaak van de afwijking. Die is gemakkelijk vast te stellen. Voor de milieuman die ervoor waken wil dat die rotzooi niet in de grond komt staat één ding voorop: die rotzooi mag niet de grond in. Hij heeft die gedachte tot uitdrukking gebracht zonder er zich rekenschap van te geven dat waken voor met ingebouwde negatie de kracht heeft van voorkomen dat. Dit verschijnsel is in de taal niet onbekend. Een leuk voorbeeld - we hebben het nu toch over Lekkerkerk - leverde de burgemeester, toen hij voor de radio zei: We moeten de mensen ontraden dit water niet te consumeren. Maar hij bedoelde het goed, dat wel.
D. de Vries
Wageningen