rente plaats. De tuin die 'k vaak betrad. Daar klinkt het als diek, en dat mag daar. Aan het eind van een versregel, zelfs onbeklemtoond, doet zo'n constructie lelijk aan. Zij is ontoombaar manziek / En leeft dus in een ban die 'k / Bijzonder kwalijk acht. Om maar iets te verzinnen. Naar mijn gevoel is de ie langer dan in diek; en zelfs als het ware licht gebogen tegen het eind. Helemaal schaamteloos is die 'k in het aangehaalde stukje dichtkunst. Visueel en metrisch zo manifest als een steenpuist. Het is onzuiver rijm. Ofwel, men moet het lezen als diek, wat een onnozele indruk maakt. In elk geval staat er die 'k, en een bijkomstig woord als die (hier betrekkelijk, niet aanwijzend) hoort in principe geen nadruk te krijgen.
Er zijn vast wel lezers die deze verzen hebben herkend en weten dat ze van een groot dichter afkomstig zijn. Mensen van naam hebben over hem geschreven. In februari werd een Haagse gevelsteen onthuld (met eigen ogen heb ik erbij gestaan). Hij is herdrukt. Goed, een groot dichter. En dan nu weer terzake. Rijm mag nooit krampachtig zijn. Al is het klankmatig correct, al past het in de zinsbouw, in het betoog en ook in de stijl, de toon - wanneer het de rol vervult van een prothese moet het worden afgekeurd. Doordat het hinderlijk de aandacht op zich vestigt, bederft het zijn omgeving; overschreeuwt het de intentie van het gedicht. Een competent schrijver zou dat die 'k nooit op papier zetten. Hij zou de hele zaak omgooien of misschien eens gaan kijken of de krant er al was. Enjambement? Ja wat nu enjambement? In het algemeen ben ik daar al niet van onder de indruk, maar hier zou dat opleveren ik dacht dat mijn jeugd het was die 'k in het spiegelend glas (even stilte) zag drijven. Behelpen dus. ‘Misselijk hoor, om een een groot dichter zo te behandelen.’ Maar mevrouw, we behandelen geen dichters. We behandelen het rijm. In ruimere zin: de functie van het rijm in en voor de taal. Dat we daarbij de dichtkunst af en toe tegenkomen is onvermijdelijk.
O, breng mij toch een goed glas wijn Wat stokbrood, kaas (bijvoorbeeld Brie) En liefst ook stemmig kaarslicht, bij 'n Hoeveelheid mooie poëzie
H.H. Polzer
Heinz Polzer achtte het verstandig om onze rubriek - en ook dit inleidend artikel - te verdelen in twee helften. Ik stemde daarmee in, omdat ik verwacht dat het de levendigheid van Het Rijmschap ten goede zal komen. Van interne polemiek kan echter ditmaal geen sprake zijn: ik geef hem in zijn opmerkingen over het voorbeeld van de maand volkomen gelijk. Wèl ben ik van mening dat het nog veel erger kan, wat dacht u hiervan?
Ik wist als Onze Taal om een rubriek
Want overal waar men niet wiekte
Heinz gewaagt, charmant omkleed met een vriendelijke kwalificatie van mijn zuidelijke tongval, van meningsverschillen tussen ons beiden over het rijm. Ik ontken niet dat die er zijn, maar ik vermoed dat u in deze rubriek eerder een leermeester zult treffen vergezeld van zijn pupil, dan dat u te maken krijgt met twee abituriënten. Ik zal goed mijn best doen.
Nog niet vertoond: de geschiedenis van het rijm in één alinea. Grieken en Romeinen rijmden zelden; ze volstonden met het tellen van lettergrepen. De oude Germanen maakten louter gebruik van alliteratie of stafrijm: wie weet waarom? Het benutten van eindrijm bleef eeuwenlang beperkt tot kerkelijke gezangen en religieuze poëzie (in het Latijn). In de achtste eeuw gebruikte de Duitse monnik Otfrid als eerste het eindrijm voor een gedicht in de volkstaal. In de veertiende eeuw werd het eindrijm overal geaccepteerd en gehanteerd.
Wat is eindrijm? Eindrijm is overeenkomst van klank aan het eind van de regels van een gedicht. (Ik spreek liever over regels dan over het piëteitsvolle maar verwarrende verzen.) Het uitgangspunt is de laatste beklemtoonde lettergreep. Die laatste beklemtoonde lettergreep kan gevolgd worden door één, twee of meer (verúkkelijke, nadrukkelijke) onbeklemtoonde lettergrepen. Bij rijk rijm zijn de medeklinkers aan het begin van de beklemtoonde syllaben identiek (muren, plamuren) bij volrijm kiest men voor verschillende medeklinkers (muren, vuren). Rijk rijm kan behoorlijk werken, maar ook van armoede getuigen; wanneer ik over rijm spreek, bedoel ik volrijm.
Eigenlijk vind ik de Nederlandse dichtkunst nogal slordig. Wie een vormvast gedicht wil vervaardigen, zal zich enige techniek eigen moeten maken. Die techniek wordt in Nederland vaak weggewuifd. Ik betreur dat. Vanzelfsprekend staat het iedereen vrij zich te bepalen tot het schrijven van vrije verzen, maar wie zich op een klassieke dichtvorm werpt (sonnet, rondeel, rederijkersballade, limerick etc.), dient zich aan de voorschriften te houden. Ik ben me bewust dat ik een odium van zeurderigheid op me laad. Dat is niet de bedoeling. Gevoel voor precisie hoeft de eh... schoonheidsbeleving niet in de weg te staan. Ik ken gedichten die ik, zonder dat ze aan mijn diepste eisen voldoen, toch bijzonder mooi vind, maar ik moet oprecht verklaren dat ik ze horen noch lezen kan zonder dat de oneffenheden mij opvallen. U vindt dat jammer? Inderdaad, zo'n sterk vormbesef maakt niet altijd gelukkig: eigen vergissingen, in het verleden begaan, blijven me aangrijnzen en in het heden dreig ik soms de mededeling zoek te maken in een vormvast geheel. Consequentie tot in het oneindige kan het gevaar van starheid in zich dragen. Een speelse of gevoelvolle geest mag de durf hebben om op creatieve wijze buiten de paden te gaan. Ik houd echter niet van gemakzucht en onder gemakzucht rangschik ik ook de veelgehoorde dooddoeners: ‘Het Nederlands is geen taal om in te dichten’, ‘Er zijn in het Nederlands te weinig rijmwoorden, je móét wel smokkelen’, ‘Was ik maar op Lesbos geboren’, etc.
Wat doet rijm? Omdat ik er zeker van ben dat de functies en eigenschappen van het rijm in latere afleveringen van Het Rijmschap meer uitgebreid aan de orde zullen komen, geef ik hier een korte inventarisatie:
Rijm, het spel van terugkerende klanken op vaste plaatsen in het metrum, geeft het gedicht een muzikale bevalligheid. Het kan voorkomen dat iemand die een vers hardop leest, ook werkelijk gaat zingen.
- Rijm geeft een gedicht structuur. Rijmklanken verdelen een gedicht in inhoudelijke eenheden en bewerkstelligen de ontwikkeling van een gedachte.
- Rijm draagt door de herhaling van klanken bij aan de sfeer van een gedicht. Ik begeef me hier op glad ijs, want voor de gevoelswaarde van klanken zijn niet eenvoudig bewijzen aan te dragen. Een gedicht kan fluisteren of grommen, ik ontken 't niet, maar dat komt lang niet altijd door de klank alleen.
- Rijm onderstreept een aantal woorden binnen het gedicht en verleent daardoor die woorden meer aandacht dan andere. Zo helpt het rijm ook het geheugen. Het laatste belangrijke woord doet de gehele zin weer opdoemen.
- Rijm, tenslotte, is speelgoed. Er zijn gedichten zonder logica en zelfs nagenoeg zonder inhoud, die blijven bestaan door de onontkoombare kracht van het rijm. Hij kan rijmen en dichten, zonder zijn hemd op te lichten. Het ene kind zegt: Dag meneer de koekepeer, een ander kind hoort het en beiden vallen hilarisch op de grond. Volwassenen zullen meer beheerst reageren, maar het plezier van het rijm zal hun niet mogen ontgaan.
Met satanisch plezier maakte ik:
Ik houd van A, die nooit een beker wint Maar niet van C, (een decadent van naam) Als ik die rijmelaar nog eenmaal in 't Vizier krijg, staat het voor mij vast: ik sla 'm
Ivo de Wijs