Onze Taal. Jaargang 48
(1979)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdVerschopperlandsOf het Opperlands ook de opperste vorm van het Nederlands is zou ik niet direct durven zeggen. Wel lijkt het mij duidelijk dat deze taalstoeierij alleen kan ontstaan waar een mensengemeenschap onder opperste omstandigheden, vele generaties lang, voor alle facetten van het gevoels- en gedachtenleven een taal tot ontwikkeling heeft kunnen brengen. Zoals bekend is dat in de wereld niet vanzelfsprekend. Hele volkeren (Afrika, Latijns-Amerika, de mohammedaanse landen) krijgen hun schoolopleiding en geestelijke vorming in een andere dan hun huistaal. Het gevolg hiervan is, enigszins simpel gesteld, dat zij in de huistaal voelen en in de schooltaal denken. De eigenlijke moedertaal kan zich niet tot een volledige taal ontwikkelen. En waar zij ooit zo'n volledige taal is geweest schrompelt zij weer tot huistaal in. Ook in Europa komt dat verschijnsel voor, zelfs in een deel van het Nederlandse taalgebied. Ik bedoel dat gedeelte van Frankrijk dat in Nederland wordt aangeduid als Frans-Vlaanderen en door de bewoners zelf de Westhoek wordt genoemd. Het Nederlands dat daar nog gebezigd wordt zou ik een soort Verschopperlands willen noemen. Verschopperlands is het eindstadium van een taal die zich 300 jaar lang (1678, vrede van Nijmegen) stap voor stap uit het openbare leven heeft moeten terugtrekken. En niet alleen uit het openbare leven. Ook als huistaal neemt het Vlaams in deze streek stellig niet meer de eerste plaats in. Weliswaar kent de bevolking voor een deel nog de oude taal, maar zij spreekt toch meest Frans. Misschien is de functie van het Vlaams in de Westhoek zelfs wel teruggedrongen tot een soort bargoens: een idioom waarin men onder elkaar nog eens af en toe iets kan zeggen wat een buitenstaander niet hoeft te weten. Dat zou ook kunnen verklaren waarom het voor een Nederlander vaak niet meevalt met deze bevolking in onze taal een gesprek aan te knopen. ‘Spreekt gij nog Vlaams?’ ‘Oui, oui!’ Tegen vreemden, taalgenoot of niet, spreekt men blijkbaar geen Verschopperlands. Het boek Vlaemsch leerenGa naar eind*, door de Frans-Vlaming Jean-Paul Sepieter, is samengesteld ten behoeve van zijn streekgenoten, naar het schijnt voornamelijk van de Vlaamstaligen onder hen. Waarom hebben die dan zo'n boekje nodig als ze nog Vlaams kennen? Nu ja, wat je kennen noemt. Schrijven en lezen kunnen zij het in elk geval meestal niet. Het schijnt het eerste Nederlandstalige leerboek te zijn dat sinds een jaar of 100 in de Westhoek is uitgegeven. Het ziet er buitengewoon verzorgd uit en is geïllustreerd met sfeervolle waterverftekeningen. De belangstellende Nederlander krijgt een uitstekend inzicht in wat er van het dialect in de streek nog zoal overgebleven is (gedichten, vertellingen e.d.), want met het Vlaemsch van de titel wordt de Westvlaamse streektaal bedoeld. In de Westhoek zijn overigens ook personen te vinden die minder gelukkig zijn met het ijveren voor een ‘Vlaemsch’ dialect als schrijftaal. Zij vinden dat te particularistisch en bepleiten daarom het gebruik van Algemeen Nederlands. Men mag zich hier wel de vraag stellen of zij de uiterst bescheiden mogelijkheden die voor onze taal in hun streek zijn overgebleven niet wat overschatten. Tenslotte nog een citaat: ‘Le Westhoek n'est pas et ne sera jamais l'appendice de la Flandre belge. La France n'est pas en danger, elle est seulement en question dans sa nature autoritaire et centralisatrice’. Voor de gallofielen onder ons alweer een hele geruststelling!
R. van Altena, Kalmhout. |
|