Te weinig vreemde woorden is onwetenschappelijk. Maar te veel vreemde woorden is blijkbaar ook onwetenschappelijk. Wetenschappelijk is blijkbaar meer een zaak van ‘het juiste aantal’ dan van ‘het juiste uitgangspunt’.
Ik voel met mijn ‘wetenschappelijke klomp’ aan dat als je de taaldeur op een kier zet, elk vreemd woord er doorheen glipt geheel en alleen afhankelijk van de toevallige taalgebruiker die de deur opent.
In Amersfoort hebben we tegenwoordig een schoenwinkel, die zich noemt ‘de Amersfoortse sjoe-sjop!’ Kan iemand op wetenschappelijke gronden aantonen dat ‘sjoe-sjop’ niet mag?! Ik ken veel mensen die het woord ‘weekeinde’ niet over hun tong kunnen krijgen, maar alleen durven spreken van ‘weekend’ (wiekent). Of een woord gewoon klinkt is een zaak van gewoontevorming. Waarom vindt de Vlaming het gewoon om over ‘droogzwierder’ te spreken in plaats van ‘centrifuge’ en vinden wij dit belachelijk? Waarom gebruiken zij zonder schroom woorden als ‘uitbaten’ (=exploiteren) en ‘vermits’ (=omdat, aangezien)? Waarom lacht men in Zuid-Afrika niet bij het noemen van ‘peuzelkroeg’ (snackbar), ‘vuurhoutje’ (=lucifer), ‘hijsbak’ (=lift), ‘heeltijds en deeltijds’ (wat wij vernederlandsen? tot fulltime enparttime)?
Veel Noordnederlanders krijgen ook het woord ‘gelukwensen’ niet meer door hun keel; het klinkt hun blijkbaar als een verwensing in de oren. Het moet ‘feliciteren’ zijn. Woorden als ‘luidspreker’ en ‘verrekijker’ zouden in deze tijd, als ze nu als nieuwvormen werden voorgesteld, geen ingang meer vinden. ‘Luidspreker’ loopt trouwens al het gevaar naar het woordenmuseum te verhuizen; steeds meer ‘goede Nederlanders’ spreken nu van ‘speaker’, terwijl radio-ontvanger alleen nog maar ‘tuner’ of ‘tunerversterker’ heet.
Vaak krijg je als taalzuiveraar te horen dat het niet mogelijk is (en men voegt er dan graag aan toe ‘wetenschappelijk niet verantwoord’) om in het taalgebruik regelend op te treden. Je kunt de mensen hun woordgebruik niet voorschrijven, en gelukkig ook maar, want dit vanzelf ontstaan en weer verdwijnen van woorden en uitdrukkingen bewijst dat de taal ‘levend’ is! Verandering is leven! Nu, vergeet dat maar! Ook dit is een misvatting. Verandering kan ook het begin zijn van het naderende einde, van de dood. Niet alleen ‘ontstaan’ is verandering, maar ook ‘vergaan’ is verandering.
Neen, kenmerk van leven is niet ‘verandering’ maar ‘innerlijke orde en samenhang’. Vreemde woorden passen niet in de innerlijke orde van onze taal. Daarom dient men hun spelling ook niet aan te passen om ze schijnbaar te vernederlandsen. Laat ze hun vreemde spelling behouden, dan blijven ze als een levensgroot gevaar herkenbaar!
G.J. Snaauw, Leusden.