Iets over hoofdletters en hoofdletters
In het ‘groene boekje’ hebben de twaalf hoge heren van de spellingcommissie - alleen de dertiende plaats, die van adjunct-secretaresse, was voor een Vrouw! - zich ook beziggehouden met hoofdletters. De belangrijkste opmerking is wel, dat ‘het overdadig gebruik van hoofdletters de tekst onrustig maakt’. (bladzijde LXVIII).
Akkoord, maar vinden de Duitsers dat ook? En bovendien: het geldt niet alleen voor hoofdletters, ook het overdadig gebruik van cijfers, leestekens, alinea's en cursiveringen maakt een tekst onrustig; en ónderdadig gebruik ervan maakt een tekst massief en zwaar.
De consequentie van hun inzicht echter hebben de heren niet getrokken, ofschoon die al bij verschillende negentiende-eeuwers, onder andere Busken Huet, aanwezig is.
Ik bedoel het weglaten van de kapitalen in bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden, ook aardrijkskundige en historische. Het is déze consequentie die ik voor mijzelf wél trek, gebruik makende van de vrijheid die in ons land en binnen ons spelling-systeem bestaat, althans voorzover de zetters mij die niet misgunnen. Want vaak verbeteren zij mijn tiksel, en dat is dan hún bijdrage tot deze problematiek. Wanneer ik in zulke woorden bij uitzondering een hoofdletter verkies, betreft het een bijzonder geval: de Poolse opstand is niet zo maar één van de vele poolse opstanden, de Vlaamse beweging niet zo maar een beweging in Vlaanderen; de Haagse school is echt iets ánders dan de haagse school. De heren bovengenoemd weten dat natuurlijk even goed, en zij zullen ons dus voorschrijven dat De Haagse School meer is dan de Haagse school. Maar waarom drie onrustbarende hoofdletters, als men met éen kan volstaan?
Bij zelfstandige naamwoorden hindert de hoofdletter mij niet; een reden of oorzaak kan ik daarvoor niet geven.
Ik morrel dus niet aan Nederland, noch aan het Nederlands. Maar uit de drie mogelijkheden: de Amsterdamse Burgemeester, de Amsterdamse burgemeester, en de amsterdamse burgemeester, koos ons voorgeslacht (meestal) de eerste, kiest de commissie de tweede, en ik de derde; de vierde mogelijkheid: de amsterdamse Burgemeester, kan dan gereserveerd blijven voor C.P. Hooft. Niemand behoeft me dit na te volgen, ik wil er ook niets mee demonstreren, zelfs niet hoe progressief of deskundig ik ben. Als ik er iets mee bedoel, dan misschien een les in betrekkelijkheid, wel zowat de kostbaarste en meest bedreigde verworvenheid van onze westerse cultuur.
Garmt Stuiveling, Hilversum.