gemene schanddaad gespaard was gebleven. Mijn vreugde was echter maar van korte duur, want die geniepige haar-virus heeft onlangs - zij het dan langs Frankrijk om - de grenzen van onze Vlaamse gewesten overschreden en bedreigt zowel onze blauwe als onze rode manhaftige leeuwen. Voorlopig zijn het nog maar onze Vlaamse goeverneurs.
In de ‘Literaire Gids van België, Nederland en Luxemburg’, uitgegeven in de reeks ‘Bibliothèque des Guides bleus’ door de Librairie Hachette (lees over die Franse uitgeverij het stichtend artikel in de ‘Canard enchaîné’ van 27-12-1972) kan men op de ongenummerde bladzijde volgende op blz. XIV lezen, van de hand van de Vlaamse literair-taalkundige: ‘... uit hierbij zijn erkentelijkheid aan het Algemeen Secretariaat van Katholiek Onderwijs, aan... en aan K.P., hoofd van het kabinet der Gouverneur van de provincie...’.
In mijn jeugd leerde men nog de verbuiging van de zelfstandige naamwoorden en wisten wij, als kinderen, dat ‘des goeverneurs’ de genitief was van ‘de goeverneur’, zoals ‘der goevernante’ de genitief was van ‘de goevernante’. De onderwijzers in de lagere school spraken van ‘Granvelle, raadsheer der goevernante van de Spaanse Nederlanden’, maar ‘der goeverneur’! En dat uit de pen van een Vlaamse dr. phil., foei!
Van een zetfout kan geen sprake zijn. Wat dan? Verregaande onwetendheid? Onverantwoorde naäperij? Of heel eenvoudig een sluipmoord op de geslachten?
(Taal en Tongval XXV (1973), afl. 3-4, blz. 163.)
Willem Pée