Jaarvergadering
De veronderstelling dat Onze Taal een zeer druk verenigingsleven leidt, is niet in overeenstemming met de feiten. Men kan aan het laatste stuk van de vorige zin naar believen ‘helaas’ of ‘gelukkig’ toevoegen: het hangt ervan af wat men onder verenigingsleven verstaat en erin ziet.
Statutair is de jaarvergadering verplicht: het jaarlijks terugkerend ritueel van het voorlezen der verslagen (secretaris, penningmeester, kascommissie), het kiezen en herkiezen van bestuursleden, het benoemen van een kascommissie is voor de leden in de meeste gevallen niet bijzonder boeiend. Hun belangstelling en aanwezigheid is dan ook navenant.
Sinds het ontstaan van de gewoonte om in de niet-congresjaren een spreker tijdens de jaarvergadering te laten optreden, is daar verandering in gekomen. Zo ook dit jaar november in Den Haag. Er waren 120 leden aanwezig.
Voor de aanvang, tijdens de pauze en de rondvraag is er veelvuldig informeel van gedachten gewisseld over taalzaken. Een nuchtere en humoristische kijk op de dingen overheerste. Ironie, relativering blijken soms meer tot stand te brengen dan harde autoriteit. Er zal altijd ook wel iets van een generatiekloof en van een zeker cultuurpessimisme in discussies over taalzaken blijven bestaan. Dat is niet erg, integendeel. Het kan nieuwe krachten opwekken. Overdrijving schaadt echter; angst voor de toekomst is ook wat de taal betreft een heel slechte raadgever.
Uit het verslag van de secretaris halen we ten gerieve van onze leden de volgende punten.