Minister
1. De minister van Sociale Zaken:
‘Mijnheer de Voorzitter! Tot slot wil ik iets zeggen over de spelling van het woord “ondernemingsraadleden”. De heer Verbrugh zal ongetwijfeld gelijk hebben, maar in de stukken die bij de huidige wet behoren, is dit woord steeds zonder de tweede naamvals-“s” gebruikt, waarschijnlijk omdat er ook al een “s” achter “onderneming” staat. Het gebruik van de tweede naamvals- “s” in samenstellingen is overigens ook geen vaste regel, anders zou dit geen onderdeel zijn van de Nederlandse taal. Ik denk in dit verband aan woorden als “raadhuis”, “raadkamer” en “raadzaal”. Hoe het verder ook taalkundig moge zijn, mede gelet op de gevolgen die een wijziging zou hebben, zou ik er de voorkeur aan geven de spelling in het wetsontwerp ongewijzigd te laten.’
(Handelingen 73-74, blz. 4205)
2. De minister van Onderwijs:
‘Ten slotte heeft de Voorzitter mij gevraagd te formuleren, wat verstaan zou moeten zijn onder “na overleg, in overleg en in overeenstemming”. Hij heeft mij in dit opzicht een grote mate van gezag toegekend. Afgezien van de vraag of dat terecht is meen ik te moeten zeggen, dat om duidelijkheid te scheppen over wat is geformuleerd in deze wetswijziging, ik het volgende onder deze drie begrippen meen te moeten verstaan. Een en ander heb ik na overleg met verschillende betrokkenen bepaald. Onder “na overleg” zou ik willen verstaan de situatie, waarin de andere partij is gehoord, onder “in overleg” de situatie, waarin men in samenspraak met de ander tot een conclusie komt, overigens met behoud van de eigen verantwoordelijkheid voor die conclusie, en onder “in overeenstemming” de situatie, waarin beide partijen het over de getrokken conclusie in alle opzichten eens zijn.’ (Handelingen 73-74, blz. 4385)