Bal
De voetbalpsychose van het wereldkampioenschap (dit niet negatief bedoeld) is voorbij, maar er zal nog héél lang over worden nagepraat, zoals over die bewuste 1-0 tegen Engeland op Houtrust en de 9-3 tegen België.
Waarin een klein landje groot kan zijn, nietwaar, en Holland spreekt een woordje mee. Intussen zal ook de taal in toenemende mate worden verrijkt met voetbaltermen. Als staatssecretaris Jan Mertens zegt dat de werkgevers paniekvoetbal spelen, begrijpt iedereen dat onmiddellijk.
Wanneer we lezen dat de Nieuw-Dennendallers buitenspel zijn gezet, weten we allemaal waar het om gaat. Woorden die in het normale taalgebruik zijn opgenomen. Zo is er veel meer. Een kerkelijke autoriteit noemt de achter de hand zijnde vervangers bij vergaderingen niet langer secundi, maar wisselspelers, wat wel zo goed is wanneer ze niet alleen bij verhindering maar ook bij kwesties van speciale deskundigheid kunnen worden ingezet. Het is niet ongebruikelijk iemand te horen zeggen dat een ander in eigen doel heeft getrapt. Ook hoorde ik laatst mijn zoon zeggen dat de leraar een klasgenoot de gele kaart had voorgehouden en in het Dagboek van NRC-Handelsblad wandelt Hans van den Bergh met z'n vrouw in de duinen ‘want de kinderen spelen uit.’ Het zou interessant zijn deze insluiping en verbreding van voetbalbegrippen te volgen. Ik haast me hieraan toe te voegen dat deze ontwikkeling weinig zorgen behoeft te baren. De voetbalsport (en -verslaggeverij) is ooit beïnvloed door militaire terminologie (kanonnade, kogels, het vijandelijke doel dat belegerd wordt) en dan doet dit sympathieker aan.
F Oudejans, Breda