Filosofie en theologie
Woordenboek Nederlandsche Taal XIII, 1, blz. 1484, (1931): ‘In ruimere toepassing. Het stelsel dat iemand zich vormt als richtsnoer van zijn gedragingen’. Voorbeeld uit 1657 (Sprankhuizen): ‘Dit is een heylige Hemelsche, ende Goddelycke Philosophie, welke ons deurgaans vande H. Schriftuyre werd in gestampt’. Voorbeeld uit 1793 (Betje Wolff): ‘U, mijn Vader, gelijk te worden zal voortaan mijne hoofdstudie, mijne philosophie zijn’.
Van Dale 1961, blz. 550: ‘2. wijsgerig stelsel: de filosofie van Bergson; - (in verzwakte opvatting) levensbeschouwing, wereldbeschouwing: dat is nu mijn filosofie; - 3. wijsgerige opvatting, inz. met betr. tot wederwaardigheden.’
Webster's Third International Dictionary, Springfield U.S.A., 1965, blz. 1698: ‘3a: a system of motivating beliefs, concepts, and principles’. Voorbeeld: ‘the changing philosophy of the courts with regard to many questions’. ‘3b: a basic theory concerning a particular subject, process, or sphere of activity’. Voorbeeld: ‘design philosophy in chemical plants’.
The American Heritage Dictionary of the English Language, New York, 1969, blz. 985: ‘9. Any system of motivating concepts or principles’. Voorbeeld: ‘the philosophy of a culture’. ‘10. A basic theory: a viewpoint’. Voorbeeld: ‘an original philosophy of advertising’.
The Shorter Oxford English Dictionary, 1955, blz. 1488: ‘7. With of. The study of the general principles of some particular branch of knowledge, experience, or activity; also, less properly, of any subject or phenomenon.’ Voorbeeld: ‘The great professor of the philosophy of vanity.’
John Willet in Times Literary Supplement 23-2-1973 over de Amerikanen: ‘In particular I think that they are criminally short-sighted in wanting to extend the principles (or “philosophy” as they misname it) of free enterprise into areas where they can be seen to work very badly’.
Medisch Contact 1973, blz. 351: ‘De publikatie van de Basisfilosofie achtste medische faculteit bracht mij ertoe te zoeken naar een structuurmodel waarin de grondgedachten van die filosofie tot uitdrukking zouden kunnen komen.’
Uit een ingezonden stuk NRC 5-2-1973 (verkort): ‘Zouden journalisten, publicisten, interviewers en geïnterviewden er eens mee kunnen stoppen het woordfilosofie te misbruiken?
Filosofie was tot voor kort alleen wijsbegeerte (letterlijk liefde tot de wijsheid) en laat dit zo blijven.
Want nu wordt dit woord voor allerlei andere begrippen gebruikt die niets meer betekenen dan: mening, uitgangspunt, standpunt, basis e.d. In korte tijd las ik, de filosofie van de Pompekliniek, de filosofie van een nieuwe medische opleiding, de filosofie van de toekomstige medische faculteit te Maastricht, de filosofie van een politieke partij, de militaire filosofie, de filosofie van Mr. Max Rood, van de EMS, van de openbare bibliotheken, van de PTT, van Brandpunt en andere actualiteitenrubrieken; zelfs las ik de filosofie die schuil ging achter het fabriceren van een sigarettenaansteker. Ik kan er nog velen opnoemen die niets met het begrip wijsbegeerte te maken hebben. Om in de taal van parlementariërs, premiers, informateurs en formateurs te spreken: ik ‘dacht’ dat hier een ‘stuk’ discriminatie van het woord filosofie in stak.
Ik weet dat er altijd verschuivingen in de taal optreden, maar er zijn enkele woorden waar we van af moeten blijven. Wij moeten dergelijke woorden niet lichtvaardig (omdat dat ook in Amerika gebeurt) ontkrachten, waardoor de indruk ontstaat dat het Nederlandse volk alleen nog maar uit filosofen, dus wijsgeren, bestaat en uit wijsgerige instanties. Zal dit stukje iets veranderen aan dit taalbederf?’
Uit een ingezonden stuk 21-2-1973, gericht tegen het vorige: ‘Ik ben het niet met hem eens dat dit als taalbederf gezien moet worden. Hoogstens lijkt het mij een teken dat onze taal een adequaat bondig woord mist ter aanduiding van wat in al dergelijke gevallen als door hem genoemd bedoeld wordt. Men zou afwisselend kunnen spreken van principe, strategie, redenering, leus, sleutel, theorie, concept, intentie, enz.