| |
Onze Taal in Suriname
‘De macht van het middelmatige is de grootste macht. Kan een Indiaan binnen korte tijd een taal, Onze Taal, leren spreken en begrijpen?’ (Wajono, pg. 38). De hoofdletters voor Onze Taal in dit citaat wijzen niet naar het maandblad van die naam, zoals U wel begrepen hebt, maar zijn duidelijk ironisch bedoeld. De schrijfster, Thea Doelwijt, laat er weinig twijfel over bestaan dat zij het Nederlands in Suriname niet zo erg ziet functioneren. Nu, het is ook te gek: een Indiaan komt uit het Surinaamse oerwoud opduiken en wil (of moet) Nederlands leren om iets van zijn nieuwe omgeving te kunnen begrijpen. Thea Doelwijt laat Wajono, de Indiaan, echter na de kennismaking met het Westerse Suriname weer in het oerwoud verdwijnen. De multiraciale, moderne samenleving is niet erg vriendelijk of aantrekkelijk, het leren van Nederlands, op zichzelf al onwaarschijnlijk, leidt tot niets. Mensen die Onze Taal in Suriname met een hoofdletter schrijven, het Nederlands propageren, zijn lachwekkende figuren zonder zin voor realiteit. Aldus Thea Doelwijt.
Hoe is eigenlijk de positie van het Nederlands in Suriname? Of meer in het algemeen: hoe is de taalsituatie in Suriname? Denken er meer mensen zo over het Nederlands als Thea Doelwijt, of is ze een uitzondering? Heeft het Surinaamse Nederlands ook eigen trekken? En hoe zijn die dan? Dat zijn een aantal vragen waar ik in dit artikel op in wil gaan. Wie zich voor het Nederlands, of liever het gebruik van het Nederlands, interesseert, heeft dicht bij huis studiemateriaal te over. Maar ook verder van huis zijn aardige zaken op te merken!
| |
De plaats van het Nederlands
Het Nederlands is weliswaar de officiële, maar daarmee lang niet de enige taal van Suriname. De vraag of het Nederlands voor Suriname ook de meest gewenste eenheidstaal is, laat ik maar in het midden. Het antwoord erop hangt af van ethnische en politieke factoren. Voorlopig zal het Nederlands in Suriname nog wel een functie behouden en heeft zich nog geen algemeen aanvaarde opvolger aangediend.
De meeste andere talen die in Suriname gesproken worden, ontlenen hun belang aan de omvang van de betrokken bevolkingsgroep. Het zijn in volgorde van belangrijkheid
- | het Sranantongo (of Surinaams) dat door de Creoolse bevolking gesproken wordt |
- | het Hindi, de taal van de grote groep immigranten uit Brits-Indië en hun nakomelingen |
- | het Javaans |
- | het Chinees |
- | en diverse Indiaanse en Bosnegertalen. |
Daarnaast heeft dan nog het Engels, als moderne wereldtaal een heel wat belangrijker stem in het kapittel dan dit in Nederland het geval is. Voorlopig is mijn indruk dat alleen het Sranantongo (en misschien het Engels) een kans maken om het Nederlands ooit te gaan vervangen als de nationale taal van Suriname. In ieder geval is hun invloed op het Nederlands in Suriname, zoals die blijkt uit de Surinaamse literatuur, behoorlijk sterk. De andere talen blijven veel meer beperkt tot de eigen kring.
De bekende auteur V.S. Naipaul heeft in zijn Caraïbische reisbeschrijving The Middle Passage (pg. 172) weliswaar weinig waardering voor (trouwens ook weinig kennis van) het Nederlands, zoals blijkt uit zijn woorden:
‘I know no Dutch and relish it for its improbability, its air of recent and arbitrary manufacture. Oost woost thoos boost, you utter, or sounds like that, and you've said, “East, west, home's best”. While English breeds dialects that are recognizably English and scarcely modify the standard language, Dutch, because of its difficulty or improbability, breeds new and separate languages which very soon destroy Dutch.’ Maar hij moet toch toegeven dat de vele talen naast elkaar juist een stuk, overigens weinig gewaardeerde, culturele rijkdom uitmaken van Suriname vergeleken bij de rest van het Caraibische gebied. ‘English, Dutch, French, negerengels: these are the languages spoken by the educated Surinamer; and to this list the Indian adds Hindi, the Javanes Javanese. Having access to so many worlds, the Surinamer is not as colonial-provincial as the British West Indian and is able to have a more objective view of his own situation’ (pg. 180). In zo'n reeks talen past het Nederlands enige bescheidenheid; tegelijkertijd geeft dit samengaan met andere talen het Nederlands in Suriname een heel eigen karakter.
| |
Hoe denkt men over het Nederlands?
We hebben gezien dat de Surinaamse schrijfster Thea Doelwijt niet erg positief was over het Nederlands in Suriname. Hoe is dat met anderen? Het is natuurlijk altijd gevaarlijk om op grond van de uitspraken van sommigen tot een algemene uitspraak te komen. Een
| |
| |
paar Surinaamse auteurs vormen nog geen ‘men’. Maar Multatuli heeft al gezegd in zijn Japansche Gesprekken: ‘Men is ijzer als-i slaat, wolk als ge'm wilt terugslaan. Men spreekt waar-i niet gevraagd wordt, en zwijgt waar-i wordt aangesproken.’ Die woorden uit 1862 zijn in 1972 nog even geldig. We kunnen dus rustig het oordeel van een paar, bekende, auteurs hoger stellen, dan dat van een men die 'r niet is.
Wie dan diverse boeken van Surinaamse schrijvers doorleest, merkt dat het Nederlands nog al wat irritatie opwekt. Het is de taal van het gezag en de taal van het onderwijs. Het is de taal waarin men zijn best moet doen, waarin of waardoor men beoordeeld wordt als burger en als leerling. Dat is natuurlijk een situatie die verzet oproept. Daarbij komt nog dat het Nederlands een ‘vreemde’ taal is, die vaak thuis niet gesproken wordt. Niet alle Nederlanders hebben voor deze achtergronden begrip, zodat nog extra irritatie opgewekt wordt. In haar roman Strafhok (pg. 159) geeft Bea Vianen de hoofdfiguur, een onderwijzer, een duidelijk bewustzijn mee van de waarde van het Nederlands. Hij verschijnt voor de rechter die vraagt:
‘Uw beroep?’
‘Onderwijzer’
‘U heeft als onderwijzer grote invloed op Uw leerlingen, getuige Gopalraj. Daar bent U zich van bewust?’
‘De invloed van mijn onderwijzers is van grote invloed op mij geweest, Edelachtbare. Ik veronderstel dat ik daarom een grote invloed heb op mijn leerlingen. Ik praat Nederlands, Edelachtbare’.
En iets verder (pg. 172) in het boek komt de uitbarsting ‘Taal- en geschiedenisboeken worden verscheurd en ritselen naar beneden.’
De taal, het Nederlands, wordt vereenzelvigd met de mededelingen die in die taal gedaan worden. Als die mededelingen niet ter zake, of in de situatie misschien wel onzinnig zijn, is dus ook die taal niet ter zake of onzinnig. In een andere, zeer knappe, roman El Sisilobi wordt een telefoongesprek tussen Paramaribo en Amsterdam gevoerd (pg. 81), dat de irrelevantie van het Nederlands demonstreert.
‘Hallo, elha, ben je daar? Vriest het! Sneeuwt het?........ O, het stormt. Is het herfst?......’
‘Zit niet uit dat lagere-schooltaalboek te leuteren! Vraag hoe het met zijn gezondheid is en of die tajers en tamarindestroop goed zijn aangekomen.’
Het duidelijkst en het hardst heeft Bea Vianen het geformuleerd in Strafhok (pg. 18). ‘Zo af en toe vangt Nohar een paar woorden op van Kanhai, die Nederlands geeft. Ook een zielige figuur, die over Vondel praat en over de straten waar hij woonde toen hij zijn gedichten begon te schrijven. () Het is de hoogste tijd dat op de vraag: “Ken je een spreekwoord met het woordje laars?” een leerling zijn vinger opsteekt en zegt dat hij al dit soort dingen aan zijn laars lapt.’
| |
Kenmerken van Surinaams Nederlands
Ondanks de vraag of het Nederlands voor Suriname wel zo'n geschikte taal is en ondanks de kritiek op het Nederlands, leidt het Surinaams Nederlands een levendig bestaan. Er verschijnt steeds meer poëzie en proza van Surinaamse auteurs, die in het Nederlands schrijven. Amsterdam en Paramaribo zijn de bronnen, de stroom wordt steeds breder. Vrijwel ieder nieuw boek voegt wat toe aan de eigen kenmerken van het Surinaamse Nederlands: inderdaad een levende taal.
Waaruit bestaan dan de eigen kenmerken van het Surinaamse Nederlands? Het eerste wat de Nederlanders opvalt is de inbreng van de andere talen: Engelse, Hindi en Sranantongo woorden zijn in Surinaams Nederlandse teksten ruim vertegenwoordigd. Dat is natuurlijk in een veeltalige samenleving niet erg verwonderlijk! Laten we hopen dat het Nederlands van zijn kant een inbreng heeft bij de andere talen, zodat de balans in evenwicht blijft.
De natuur, het dagelijks leven met termen voor eten, wonen, de omgang met mensen en het emotionele en religieuze leven zijn de gebieden die vooral de ‘onvertaalbare’ woorden opleveren. Het Nederlands neemt met de begrippen ook de woorden over. Het is aardig om te merken dat in een vergelijkbare situatie, het oude Nederlands-Indië, zich dezelfde verschijnselen hebben voorgedaan. Het commentaar van de beschrijver van ‘Neerlands taal in 't verre Oosten’, Prick van Wely, is zonder meer toepasbaar op de Surinaamse situatie. ‘De meeste der hier opgesomde of bedoelde woorden zullen niet gemakkelijk door even bruikbare Hollandsche te vervangen zijn, en zelfs al vond men ze, dan zouden ze hoogstwaarschijnlijk, enkele uitgezonderd toch nooit gangbaar worden. Wat kunstmatig aan een taal opgedrongen wordt, kan wel eenigen invloed hebben - men denke aan het slaafsche Duitschland - even goed als elke andere factor, die van buiten werkt, maar om in dezen een hervorming tot stand te brengen, zouden alle sprekers het door dezen of genen aangeprezene eensgezind in toepassing moeten brengen. -Wat nooit het geval zal zijn, omdat de onmiddellijke behoefte der maatschappij juist den anderen kant uitgaat: ze grijpt wat voor de hand ligt en laat zich niet ringelooren door het parti-pris van een min of meer fanatiek troepje dat ze bovendien van aanstellerij verdenkt. Heeft ze behoefte aan verhollandsching, dan doet ze dat op haar eigen manier, waarvan men de voorbeelden vindt in iedere volksetymologie en niet het minst in het koloniale Nederlandsch’ (pg 68).
Laten we eerst een paar voorbeelden nemen van de Engelse invloed. Het gaat daarbij om woorden die in Nederland, waar de Engelse bijdrage ook aanzienlijk is, niet goed voorstelbaar zijn, omdat de betrokken verschijnselen niet voorkomen. Geen Nederlandse vrouw heeft de behoefte haar haar te laten ontkrullen. Maar het Creoolse meisje ‘heeft gevraagd of ze haar haar mag straighten’ (Strafhok, pg. 88). En welk Nederlands huis heeft shutters? ‘Nee’, zegt hij en tuurt door de shutters naar het huis van Raymond’ (Strafhok pg. 133). Hoe belangrijk het Engels voor sommige auteurs is, blijkt ook als hele zinsfragmenten in het Engels verschijnen, in een overigens als Nederlands bedoelde tekst. ‘De Amerikanen zeggen: In Holland everything happens later. Undersigned says: In Surinam things never happen.’ (Kolibri no. 2, pg. 3). Of bij de prachtige dichter Shrinivasi:
| |
| |
‘Maar zie wanneer de avond in lichtend ruisgewaad showt door de stad weet ik de diepe geur van roti's hier with shrimps or chicken gekruid delicious in menige straat.’ (Pratikshá pg. 12).
Het is merkwaardig dat de Hindi-invloed op het Surinaams Nederlands betrekkelijk gering is vergeleken bij die van het Sranantongo. Hoewel toch de Hindoestaanse bevolkingsgroep in aantal even belangrijk is als de Creoolse. Het sterker gericht zijn op behoud van de eigen taal en cultuur heeft hier kennelijk een geslotenheid naar twee kanten tot gevolg. Toch zijn er wel enkele Hindiwoorden algemeen Surinaams taalbezit geworden, óók van het Surinaams Nederlands. Enkele Indische gerechten vallen bij iedereen in de smaak. ‘Ze zou behalve een danseresje ook wel een verkoopster kunnen zijn van bara, jalebi, phulauri en andere versnaperingen.’ (Strafhok pg. 108). En het drinken van râmtahal schijnt ook erg lekker te zijn, ofschoon sommigen de verleiding kunnen weerstaan, zoals blijkt uit het voorbeeld: ‘Maar 's avonds rondom de rijke tafel nam ik geen râmtahal maar gewoonweg bier.’ (Pratikshá pg. 13). De commerciële activiteit van de Hindoestanen heeft er toe geleid dat hun woord doni het woord dubbeltje heeft verdrongen. ‘Veilig brommen de donibussen voorbij.’ (Moetete 2, pg. 34). ‘Kan je me twee doni's lenen?’ vroeg hij (Ik eet, ik eet etc., pg. 78). Tenslotte is groet namaste ook een algemeen bekend begrip; de spreekwoordelijke Oosterse vriendelijkheid met bijbehorend omgangsritueel blijven ook in Suriname gehandhaafd. ‘Shaira ietwat weemoedig en met de wetenschap dat ik voor haar zou bidden, zond voormij lieve bitiga's en een overvloed namaste's’ (Pratiksha, pg. 15).
De grootste bijdrage aan het Surinaams Nederlands wordt zonder twijfel geleverd door het Sranantongo, het Surinaams. Deze taal lijkt zeker de krachtigste taal naast het Nederlands, wat voor de nationalisten voldoende reden is om te claimen dat het Sranan het Nederlands maar moet vervangen als de officiële taal. Namen van planten en dieren zijn onvertaalbaar, en daarmee natuurlijk ook heel wat aanduidingen voor voedsel. Ook allerlei sociale en religieuze termen blijken zo nauw aan de omschreven werkelijkheid verbonden te zijn, dat alleen het Surinaamse woord in staat is aan de duiden wat er bedoeld wordt.
Laten we ook hier een paar voorbeelden van bekijken. Bij de dieren is een vogel regelmatig in de Surinaamse literatuur te vinden. ‘Een grikibi zingt z'n lied ter verwelkoming van de nieuwe dag’ (Verpl. Droom pg. 5). En dezelfde vogel, maar nu vernederlandst: ‘Maar plots snelt het geroep van een verre Grietjebie een pijl over de weg; mijn adem vliegt mij naar de keel, ik weet mijn land reeds hier’ (Pratiksha pg. 12). Er zijn nog wat vissen, en ook een insekt dat zich nadrukkelijk opdringt aan de bewoners van Suriname. ‘Er zijn geen muskieten in deze tijd van het jaar. Ook geen mampieren. Het zal je goed doen, mi boi’ (Sisilobi, pg. 31).
‘Het kan Raymond geen zier schelen dat ze opgevreten wordt door de muskieten en de mampieren’ (Strafhok, pg. 37). Van het voedsel zijn een paar zeer bekende Surinaamse gerechten de bakkeljauw en de kousebandjes. ‘Ik spoog haat uit, bakkeljauw met rijst, thuis bij de hoer tussen de naden in de vloer’ (Koenoe, pg. 17). ‘De laatste tijd at ze ook al geen kousebandjes omdat iemand gezegd had dat dat misschien ook de oorzaak was van het gejeuk achter haar oor en van de bruine vlekken en wondjes op de voeten van zijn moeder’ (Ik eet, ik eet etc, pg. 15). Dit laatste voorbeeld vormt een goede overgang naar de emotioneel-religieuze sfeer. De ‘treven’ spelen een grote rol in het Surinaamse leven. Allerlei geestelijke krachten zijn werkzaam op geheimzinnige manieren zelfs via het eten. ‘Jongen, waarvoor ben je eigenlijk bang? Voor een bakroe? Een jorka of een frodjaja?’ (Ik eet, ik eet etc. pg. 105). ‘Hij werd door de piaaman met obiak teruggetrokken naar de plaats waar hij het meisje had verkracht’ (Strafhok pg. 52).
Tenslotte nog wat voorbeelden van woorden die op de levensomstandigheden, het wonen betrekking hebben. De armoede drukt zwaar op het Surinaamse leven, en een zeer typerend woord daarvoor is pinaren, in armoe leven. ‘Wacht, wacht mijn hart, de pinahuisjes werpen hun licht uit als kleine vuurtorens’ (Pratiksha pg. 49). Men ligt in zo'n hut op uitgespreide matten te slapen: een bed is een te kostbare zaak. ‘Ik lig nog op m'n papaja - ik heb nog geen geld voor een echt bed - en ik heb vandaag weinig zin om naar m'n werk te gaan’ (Verpl. droom pg. 5). En ofschoon in Nederland het zelf rollen van ‘sjekkie’ behoort tot de kenmerken van de hippe jeugd en onverschilligheid voor de welvaart demonstreert, is in Suriname het rollen van een blaka-té nog gewoon een kwestie van armoede. ‘Uit de papieren zak haalde hij wat tabak en sigarettenpapier en rolde een blaka t'té’ (Het Raam pg. 15). Of: ‘Wat?... je rookt blakaté... brandt het al?... je plakt het met spuug no?’ (Sisilobi pg. 99).
| |
Verschillen
Behalve door de bijdragen van de broedertalen wordt het Surinaams Nederlands ook nog gekenmerkt door verschillen in betekenis en gebruik van Nederlandse woorden. Nog een keer kunnen we een parallel trekken met de situatie in het vroegere Nederlands-Indië. ‘In die half wilde omgeving beschikten zij over rijkdom van uitdrukkingsmiddelen, waaraan zij voor hun behoeften zoowel te veel als te weinig hadden. Twee dingen konden of liever moesten dus gebeuren: het oude taalmateriaal moest aangepast worden aan de nieuwe omgeving en nieuwe woorden moesten met de nieuwe voorstellingen overgenomen worden van de autochthone bewoner’ (Prick v. Wely pg. 62). Ook voor Suriname is het Nederlandse taaljasje te ruim, en die ruimte wordt dan ook als speelruimte benut voor een eigen ontwikkeling. Zo heeft het woord ‘kras’ een heel wat krassere betekenis in Paramaribo dan de krasse oude baas in ons bejaardenhuis zou denken. ‘Zo iets wond hem altijd verschrikkelijk op, het maakte hem “kras” en er bleef hem niets anders over dan te doen wat hij doen moest’ (Ik eet, ik eet, etc. pg. 12). Voor de duidelijkheid, kras is hier: sexueel opgewonden. Het sexuele leven levert trouwens nog wel meer Nederlands op, dat in Nederland onbekend is. De speelruimte zit daarbij niet alleen in de taal maar ook in het
| |
| |
Surinaamse sociale leven! Een man kan uitlopen. ‘Hij loog, zoals alleen Hindostanen kunnen liegen, wanneer ze zich niet willen blootgeven’. ‘Toelsiekasingh, een uitloper eersteklas’ (Strafhok pg. 80). Hij loopt dan naar zijn buitenvrouw, al dan niet met buitenkinderen. ‘Een ander heeft zijn buitenvrouw een auto cadeau gedaan’ (Sisilobi pg. 12). ‘Dus je hebt alleen kinderen thuis, vroeg Wajono. - Tja. Nee. Ik heb wel twee buitenkinderen’ (Wajono pg. 57). ‘Buitenmannen, weliswaar zeldzaam, ontbreken niet’ (Sisilobi pg. 12).
Wie uit de pinari weet op te klimmen tot een huis op (hoge) neuten, heeft het ver gebracht. ‘Slechts hier en daar een houten huis (neutraal bruin, al of niet op neuten) dat zich met zijn bewoners had aangesloten bij de vrijheid, de rust en de harmonie van de natuur’ (Wajono pg. 12).
Tot besluit van dit summiere overzicht van Surinaams Nederlandse eigenaardigheden wil ik nog een paar punten aanstippen, waar men het bepaald moeilijk mee heeft. Dat zijn dan vooral de verwijzende woorden als: er, het en voornaamwoorden.
Voorbeelden: ‘Hoe lang kunnen ze ermee doorgaan? Eens komt een dag dat ze zullen inzien wat ze ons allemaal hebben aangedaan. Hé. Hoor je dat? De demonstranten komen aan’ (Strafhok pg. 172). ‘Maar toch denkt ze dat ik uitloop. Dat ik een buitenvrouw op na hou’ (Strafhok pg. 90). ‘En als ik het niet vergis dat is het U de dochter van meneer en mevrouw........ Ja, ik was toen nog erg jong’ (Ik eet, ik eet, etc. pg. 51). In dit laatste voorbeeld is het verkeerd of teveel gebruikt. Heel vaak blijft het ook achterwege, waar wij het wel gebruiken. ‘Waar zijn ze precies? wil Djahit weten. ‘Ik vroeg me af’ (Strafhok pg. 171). ‘Wel is goed dan, misschien wil je me niet alles vertellen’ (Ik eet, ik eet, etc. 9).
Als laatste dan een voorbeeld van een fout. Het is een type fout dat opvallend veel voorkomt in Surinaams Nederlandse teksten: de contaminatie. Ondanks die hoge frequentie vind ik het geen typische eigenaardigheid (met toekomstmogelijkheden) van het Surinaams Nederlands, maar doodgewoon fout. ‘Zodra zij zich in een bepaald dier herkennen, verkiezen ze het uit tot hun symbool’ (Sisilobi pg. 27). Of: ‘Ik open de openbare terechtzitting’, klinkt het door de zaal’ (Strafhok pg. 147). Met dit laatste oordeel (fout is fout) wil ik dit artikel over onze taal in Suriname eindigen.
A.J. Vervoorn.
|
|