Onze Taal. Jaargang 41

Ledenvergadering 1972

Op zaterdag 28 oktober 1972 is de algemene ledenvergadering van Onze Taal gehouden in Pulchri Studio Den Haag. Vaak hebben de ledenvergaderingen een sober karakter: méér dan de behandeling van de jaarstukken is er meestal niet aan de orde. Deze keer is de jaarvergadering iets bijzonders geweest. Er is een belangrijke verandering in het bestuur gekomen en de heer Mr. M. Godschalk, directeur van het ANP, heeft een boeiende beschouwing gegeven over het Nederlands in het ANP-nieuws. De redacteur van ons maandblad, leidde deze voordracht in met een kort praatje over de gewenste volmaaktheid en de onvermijdelijke onvolmaaktheid van zowel de taal en de situatie waarin de taal gebruikt wordt, als de schrijver en de lezer van de taaluitingen.

De beschouwing van Mr. M. Godschalk is, in wat verkorte vorm, als hoofdartikel in dit nummer opgenomen.

Hieronder volgt, puntsgewijs, een kort verslag van de vergadering.

1. De vice-voorzitter, de heer Mr. J. Jolles, deelt mede dat de voorzitter, de heer Redelé, helaas wegens ziekte die hem in het buitenland heeft overvallen, niet kan komen.

2. Hij heet van harte de Belgische gasten van de Vereniging om Beschaafde Omgangstaal welkom die met hun voorzitter, prof. Willem Pée, naar Den Haag zijn gekomen om als blijk van vriendschap onze vergadering bij te wonen.

3. In de spellingkwestie is het Genootschap Onze Taal sedert zijn oprichting neutraal gebleven. Dit jaar echter is er door sommige leden aandrang op het bestuur uitgeoefend om met deze gewoonte te breken. De vicevoorzitter hoopt dat de ter vergadering aanwezigen kunnen billijken dat hij nu niet verder op deze aangelegenheid ingaat. Dit betekent natuurlijk niet dat het bestuur de spellingkwestie-1972 geen bijzonder belangrijke zaak zou vinden. Het blijkt echter, ook na de inwinning van adviezen van de leden van onze Raad van Deskundigen, zeer moeilijk om tot een volkomen eenstemmige en duidelijke uitspraak te komen. Daarbij komt nog dat de zaak nu niet opportuun is gezien de beslissing van de Belgische overheid. Het bestuur blijft de kwestie in beraad houden.

4. Het grote congres van Onze Taal zal gehouden worden op zaterdag 27 oktober 1973 in Utrecht. Nadere bijzonderheden zullen te zijner tijd bekend gemaakt worden.

5. De heren mr. H.E. Phaff en prof. W.F.J.M. Krul worden bij acclamatie herkozen als bestuursleden. De laatste heeft evenwel medegedeeld dat hij niet het voornemen heeft de gehele periode van vijf jaar bestuurslid te blijven.

6. De heer Redelé heeft de wens te kennen gegeven dat hij om gezondheidsredenen uit het bestuur terugtreedt. Het bestuur stelt voor in zijn plaats voor de heer mr. J. Klaasesz te benoemen. Deze heeft vooral tijdens zijn ambtsperiode als Commissaris der Koningin in Zuid-Holland grote belangstelling voor het genootschap gehad.

[p. 53]

Hij wordt bij acclamatie gekozen. De vergadering stemt eveneens in met de benoeming van de heer Klaasesz tot voorzitter. De heer Jolles spreekt de nieuwe voorzitter toe; hij prijst hem dat hij deze taak op zich wil nemen.

7. Prof. Krul spreekt namens bestuur en leden een welgemeend woord van dank tot de helaas afwezige scheidende voorzitter, de heer J. Redelé. Gedurende vijf jaar heeft de heer Redelé het genootschap als voorzitter bestuurd, twee congressen heeft hij geleid. De vergaderingen verliepen altijd in een bijzonder prettige sfeer. Prof. Krul wenst hem een goede gezondheid toe.

8. De heer Klaasesz dankt het bestuur voor de voordracht en de vergadering voor zijn verkiezing. Al is er dan nooit een volmaakte taal geweest, er is wel onder de heren Krul en Redelé een gouden eeuw voor Onze Taal geweest. Dit maakt zijn taak des te moeilijker. Hij is zeer erkentelijk voor de goede ontvangst. Gelukkig is het bestuur een gezelschap van leken, al - zo vreest hij - zullen verschillende leden door hun vele omgaan met taalproblemen nauwelijks nog ‘echte leken’ kunnen worden genoemd.

9. Rondvraag.

a. Prof. Pée spreekt namens de Vlaamse delegatie een woord van dank voor de ontvangst. Hij gaat even in op de opmerkingen van mr. Godschalk over de Vlaamse plaatsnamen.

b. Mej. Prinsen wijst in verband met de lezing op Simon Stijl.

c. De heer P. Korthuys spreekt zijn waardering uit voor de redacteur van het blad. Hij meent dat het jongste artikel over het Nederlands in Amerika een afzonderlijke uitgave wettigt.

d. De heer Schoemaker gelooft dat Onze Taal meer aan de weg moet timmeren. Hij beveelt de vorming van werkgroepen aan die het bestuur kunnen adviseren en zijn taak kunnen verlichten.

e. Mevr. Bausch braagt of O.T. niet kan bevorderen dat voor buitenlanders een korte lijst van eenvoudige Nederlandse woorden wordt samengesteld.

f. De heren Bom, Godschalk, Korthuys en Mol wijzen op moeilijkheden in uitspraak en spelling van buitenlandse aardrijkskundige namen, vooral bij het gebruik door de massamedia.

10. De vice-voorzitter belooft dat de genoemde punten in het bestuur zullen worden besproken. Hij sluit de bijeenkomst onder dank aan al degenen die gekomen zijn.