Het zevende congres
Het Genootschap Onze Taal zal zaterdag 19 oktober 1968 in het Circustheater Scheveningen zijn zevende congres houden.
In de vorige congressen zijn het nut en de schoonheid van goed taalgebruik aan de orde geweest; tevens is daarbij besproken het vraagstuk van de normen betreffende goed Nederlands.
Nu willen wij de aandacht richten op het speelse element in het taalgebruik. Het onderwerp van ons congres zal zijn: het Nederlands in lied en cabaret.
Klachten over verval en wanorde: dat is slechts één kant van de beschouwing over goed taalgebruik. Vreugde over groei en levenskracht: dat is de andere kant. Onze Taal mag niet aan eenzijdigheid toegeven. Wij moeten - blij! - erkennen dat de Nederlandse taal op sommige gebieden werkelijk in een bloeiperiode verkeert. Zeggen dat een ‘taal’ in een ‘bloeiperiode’ verkeert, is natuurlijk maar beeldspraak: een taal is een taal, zij bloeit niet, zij wordt gebruikt: goed, gewoon of slecht. De Nederlandse taal wordt in het moderne lied en cabaret zó gebruikt dat het bijwoord goed op zijn plaats is. Natuurlijk weten we dat smaken verschillen: wat voor de een goed is, behoeft dat voor de ander niet te zijn, wat in de ene omstandigheid goed is, kan in de andere verkeerd zijn. Daarbij komt nog dat men bij lied en cabaret, wat ons onderwerp betreft, scherp verschil moet zien tussen inhoud en vorm. De taal is de vorm.
Die vorm moet allen boeien die de ontwikkeling van lied en cabaret in ons land in de laatste tien, twintig jaar hebben gevolgd. Zangers en cabaretiers hebben duidelijk getoond, hoe met het Nederlands te spelen is; zij hebben - ondanks de sterke buitenlandse invloed - een geheel eigen geluid weten te bewaren en te cultiveren.
Dat het Nederlands in het lied en cabaret onvervangbaar is, bewijzen de woordkunstenaars: zij die de teksten schrijven, zij die de teksten tot leven brengen. Beiden kunnen van oude zegswijzen het stof afblazen, nieuwe uitdrukkingen in het leven roepen, een onaanzienlijk woord oppoetsen tot het onverwachte glans krijgt. Hun woordkunst is een oer-Hollandse trek: zich zelf te kijk zetten, om zich zelf lachen, de betrekkelijkheid van alles inzien. Zij is in de middeleeuwse Reinaard te vinden en in Bredero, wiens herdenking wij tijdens ons congres in dit Brederojaar ook willen vieren.
Vooral de televisie heeft Nederland kennis doen maken met de eigen taal in lied en cabaret. Hoeveel ‘buitenlands’ er ook is en - gelukkig! - moet zijn (wij mogen ons immers op straffe van verdorring waar de dood op zal volgen, nooit afsluiten van de anderen), het Nederlands in lied en cabaret leeft. Het amusement zou trouwens zonder die eigen taal niet kunnen bestaan.
Wij zijn er verheugd over dat het onderwerp zal worden behandeld door inleiders die ieder op hun eigen gebied bij uitstek deskundig zijn, en dat wij ook een illustratie van de betogen zullen aanhoren en aanschouwen.
Congressen van Onze Taal zijn geen bijeenkomsten van vakspecialisten: ze brengen mensen bijeen die belangstelling hebben in taal en taalgebruik. Wij weten dat u tot dezen behoort en dat het onderwerp van ons congres 1968 u zal boeien. Daarom nodigen wij u hierbij uit; wij hopen van harte u in het Circustheater Scheveningen te kunnen begroeten.
Het congres is vrij toegankelijk. In de pauze wordt aan de deelnemers gelegenheid geboden om (in het Kurhaus) de koffiemaaltijd te gebruiken; de prijs van deze maaltijd is f 6, -. Wij verzoeken degenen die van deze gelegenheid gebruik willen maken, van te voren het bedrag over te maken op de girorekening van de penningmeester Onze Taal, 181661, te Leiden. Wij zullen hun dan een bewijs van betaling sturen.