Hete zomers en produktievergroting
Met de regelmaat van een klok wordt door knappe kenners van ons algemeen beschaafd Nederlands in ‘Onze Taal’ gewag gemaakt van uitdrukkingen, die niet door de beugel kunnen, maar die ik in mijn kennelijke onkunde nooit als zodanig had onderkend. Zo zou ik bijvoorbeeld zonder enige terughoudendheid praten over ‘de invloed van hete zomers op de produktievergroting in bierbrouwerijen’, zonder de bijbehorende gepaste schaamte te voelen wegens het begaan van twee taalzonden.
Maar wat gebeurt er dán? In een volgende aflevering komt dan een minstens even groot taalkundige aan het woord, die het met het vonnis over de desbetreffende uitdrukkingen niet eens is en hoger beroep aantekent. Met andere woorden, ‘gebruik ze maar gerust want er is niets op aan te merken’. Toen ik nog maar kort tot Uw lezerskring behoorde, werd ik door dit soort manipulaties heen en weer geslingerd tussen gevoelens die varieerden van ‘ik ben een taalnul’ tot ‘wie doet me wat?’. Die tegenstellingen zijn nu allang afgezwakt! Ik kijk alleen nog vol spanning uit naar het volgende nummer van ‘Onze Taal’ om te zien, welke stellingen NU weer onder vuur zijn genomen. Een en ander heeft mijn zelfvertrouwen in de loop van de tijd zodanig versterkt, dat ik er niet voor terugdeins om zwart op wit mijn stelling, ‘zó gauw is het nu ook weer niet fout!’ voor de voeten van de goden van de Taal-olympus te deponeren; en dat zonder vrees de zwakke plekken in mijn taalbolwerk bloot te leggen. Immers wat is zwak? Wat de één zwak vindt, wordt door een ander als sterk gekwalificeerd, en zolang ik nu maar niet ‘ik wordt’ of ‘het betekend’ schrijf en ‘tante Betje’ geen kans geef, zal er altijd wel weer iemand opstaan, die de minder opvallende zaken, zoals hete zomers en produktievergrotingen voor mij recht praat. Ik voel mij er wèl bij.
(Red.: wij ook.)
W.F.K. van den Eijnde, Eindhoven