Welnu, laat ik daarover kort en bondig mijn mening vertellen: het ‘algemeen Vlaams’ is een fiktie; het bestaat niet. Een ‘algemeen Vlaams’, gesproken van Limburg tot West-Vlaanderen en bovendien begrensd door de kunstmatige rijksgrens tussen België en Nederland, is een hersenschim bij sommigen die blind zijn voor de realiteit, zich vastklemmen aan een stervende romantiek of, wat erger is, naïef en onwetend meespelen in het anti-Vlaamse, anti-Nederlandse koor. Maar wat bestaat er dan wel?
Aan de ene kant een aantal dialekten, door geleidelijke overgangen verbonden met de dialekten boven de rijksgrens. Aan de andere kant een steeds groeiende groep van personen die hun best doen om beschaafd Nederlands te praten en te schrijven, d.w.z. niet een ‘Vlaams’ Nederlands, maar het Nederlands zoals het in de toonaangevende, beschaafd sprekende en schrijvende kringen in Noord-Nederland zo vaardig als volwaardige kultuurtaal wordt gehanteerd op grond van een ononderbroken eeuwenoude traditie. Betekent dit een miskenning van de taaltradities in Zuid-Nederland? Helemaal niet, want Zuid-Nederland heeft vroeger in sterke mate bijgedragen tot de grondslaglegging van het Nederlands en de grote Vlaamse schrijvers hebben bevruchtend ingewerkt ook op het moderne Nederlands. Wij Vlamingen hebben echter behoefte aan een Nederlandse kultuur- en normtaal om een volwaardig innerlijk en uiterlijk kommunikatiemiddel voor onze Nederlandse kultuur te bezitten en te stellen naast en tegenover het Frans.
Ik heb nog nooit een steekhoudend bewijs voor het bestaan van een ‘algemeen Vlaams’ gehoord of gelezen. Wat zijn dan die z.g. algemeen Vlaamse woorden en wendingen, waardoor het ‘Vlaams’ zich zou onderscheiden van het Noordnederlands, het ‘Hollandse’ Nederlands? Aan de ene kant een aantal oude dialektwoorden, vaak zeer fraai en pittig, maar meestal (op enkele uitzonderingen na) onbruikbaar of overbodig in de kultuurtaal, hoe leuk in dialektisch of folkloristisch getinte literatuur en hoe waardevol ook voor de taalwetenschap. Aan de andere kant een hoop afschuwelijke belgicismen, gallicismen: lastenkohier, wegenis, statie..., allemaal dingen die geleidelijk verdwijnen dank zij de werking van de beschaafsprekende. Daarbij komt nog een groep vrij recente modewoorden, die beslist niet de traditie hebben die hun door sommigen wordt toegeschreven en vaak, geheel ten onrechte, worden gebruikt als het argument ten gunste van het ‘algemeen Vlaams’, Het zijn b.v. vermits, ‘moesten’... Ja, ook dit ‘moesten’ van de heer E. Hij heeft echter wel een zeer ongelukkige greep gedaan en gooit met zo'n voorbeeld zijn eigen ruiten in. Het verkeerd gebruik van ‘moest’ i.p.v. ‘zou, mocht’ is alles behalve algemeen Vlaams. Het is oorspronkelijk onbekend in het dialekt van mijn geboortestreek West-Vlaanderen, waar men ‘zou’ zegt. Ik heb het geval niet verder onderzocht, maar ben ervan overtuigd dat ook de Limburgers het wel beter weten. Ik protesteer in ieder geval als rasechte Westvlaming tegen de bewering van de heer E. Daar ik bovendien behoor tot de grote groep der Nederlandssprekenden in Vlaanderen, die dit ‘moest’ als een akelige fout verwerpen, protesteer ik ook uit dien hoofde. Ik laat mij als Westvlaming en als Nederlandse Vlaming zoiets niet in de schoenen schuiven!
Dit ‘moest’ is een grove taalfout, blijkbaar zonder traditie en verspreid door de moderne kommunikatiemiddelen. Hetzelfde geldt b.v. voor ‘vermits’ (daar, aangezien), een pedant modewoord.
De heer E. schrijft: ‘We willen wel met onze noorderburen samenwerken, maar knechtje spelen is toch wel wat te veel gevraagd!’ Komt hier het aapje uit de mouw? Wordt hij door het een of andere ressentiment, het ene of het andere komplex tegen de ‘Hollanders’ gekweld? Laat hij antwoorden op de volgende vraag: ‘Spelen de Walen knechtje van hun Franse zuiderburen, als ze zo verstandig zijn korrekt Frans te praten, niet het Waalse Frans van Charleroi of Namen, maar het Frans der toonaangevende kringen ten zuiden van de rijksgrens?’
Dat wij, Vlamingen, het ‘Hollands’ niet hoeven na te praten spreekt vanzelf. Het gaat echter niet om het Hollands, maar om het Nederlands!
Voorts sleurt de schrijver onze weerman Armand Pien bij het debat. Het lijdt geen twijfel dat deze in het algemeen goed Nederlands spreekt, wat niet wegneemt dat hij een lelijke fout maakt als hij ‘moest’ i.p.v. ‘zou, mocht’ zegt. Ik meen echter te weten dat de heer Pien op het stuk van taal niet eigenwijs is!
Gelukkig hebben de voorstanders van het ‘algemeen Vlaams’ in Vlaanderen het pleit verloren. Het algemeen Nederlands wint steeds meer veld. Dit is het enige middel om Vlaming, dit wil zeggen Nederlander, te blijven en de strijd tegen de erfvijand, het Frans, te winnen.
Ir. J.E. de Langhe (Antwerpen).