Uitvinden en inzetten
Het verschil tussen uitvinden en ontdekken is bekend: uitvinden is vinden hoe iets gemaakt kan worden (uitdenken dus) en bij ontdekken wordt verondersteld dat het ontdekte er reeds was. Kinderen op de lagere school leren dat de stoommachine werd uitgevonden en dat Amerika werd ontdekt.
Nu dringt zich een gebruik van uitvinden op dat naar ons taalgevoel onnederlands is. Een paar onlangs gevonden voorbeelden daarvan zijn:
‘Als X gelijk heeft, moet het volk zijn wil opleggen aan de politici. Die moeten dus uitvinden wat het volk precies wil’.
‘X vindt uit dat de brief getikt is op de schrijfmachine van de secretaresse van enz.’
‘Er is niet veel beters op uit te vinden dan dat iedereen die in de openbaarheid optreedt, bij het uitoefenen van macht in de openbaarheid hinderlijk wordt gevolgd.’
In deze zinnen is uitvinden uitvinden niet meer. Het is zoiets als zoeken, vinden, opsporen, ontdekken. Vermoedelijk is hier sprake van Duitse invloed (ausfinden, ausfindig machen) en van Engelse invloed (to find out).
Een ander geval is inzetten. Van Dale merkt bij uitdrukkingen als ‘troepen inzetten’ en ‘met inzet van alle krachten’ terecht op dat het gebruik in die betekenis een germanisme is. Wij vrezen dat het - helaas! - een vaste plaats gaat krijgen in onze taal. Uitdrukkingen als ‘met volle inzet van zijn persoon’, ‘de inzet van de jeugd’ (erger nog ‘de arbeidsinzet’) zijn voor ons fout. Als er geen apart woord te vinden is (maar die zijn er meestal wel: toewijding, medewerking, taak e.d.), moet men een omschrijving nemen of een heel andere zin maken. Inzetten in de genoemde betekenis is een overblijfsel uit de bezettingstijd. Dr. J.J. Mak noemde het al in een artikel in 1945 (Oorlogswinst der Nederlandse taal, Nieuwe Taalgids, 28, blz. 171). In zijn proefschrift Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden (Amsterdam 1956, blz. 44) merkt dr. I. Schöffer op dat ‘zich inzetten’ is ‘blijven hangen’.
Duitse taalkundigen schamen zich zelf ook over de Einsatz en het einsetzen. Het woordenboekje van C. Berning (Von Abstammungsnachweis zum Zuchtwart, Berlin 1964, blz. 61) spreekt sarcastisch over de inzetterij. D. Sternberger (Aus dem Wörterbuch des Unmenschen, München 1962, blz. 40-45) wijdt vijf bladzijden aan de verfoeilijke besmetting van het oorspronkelijk onschuldige Duitse woord. ‘Der Einsatzbereite verkörperte ja die Maxime der Spruchbänder: du bist nichts dein Volk ist alles.’
Als zij er zelf zo over denken, wordt het tijd dat wij het ook doen.