Loodgieters en klerken
De Duitsers spreken van een Geltungswelle in de taal. De golf is ook in ons land bekend. Iedereen die wat bladert in bijvoorbeeld de advertentierubrieken van een dagblad kan er legio staaltjes van zien: medewerkers, operators, regulisten, receptionisten, hostessen, chemiciens, assistenten van de huisvrouw. Ten dele betreft het nieuwe namen voor oude beroepen, ten dele ook nieuwe namen voor tot dusver onbekende functies.
Voor beide soorten taalvernieuwing is een verklaring aanwezig. Vooral na ongeveer 1955, toen de ergste naoorlogse moeilijkheden waren overwonnen en de ‘welvaart’ in zicht begon te komen, ontstond de neiging om de naam van een functie te veranderen: het werk moet geëerd worden met een naam die siert, die geen herinneringen oproept aan dagen van onderwaardering. Een eenvoudig voorbeeld daarvan is arbeider. Vermoedelijk zullen er ook nog wel andere redenen in het spel geweest zijn, maar geheel en al onschuldig is het feit dat dit woord wat naar negentiende-eeuwse sociale toestanden ruikt, er niet aan dat de Katholieke Arbeidersbeweging in 1963 haar naam veranderde in Nederlands Katholiek Vakverbond. Zo zal aan de drang van de academische stafleden om hun naam officiëel gewijzigd te krijgen van ‘ambtenaren’ in ‘wetenschappelijke medewerkers’, niet geheel vreemd geweest zijn de (onuitgesproken) afkeer van het complex associaties dat de naam ambtenaren - meestal geheel ten onrechte! - oproept.
Nu kan men, vooral als men zelf niet een beroep met zo'n naam heeft, zijn vrolijkheid uiten over de kinderachtige ijdelheid die onze medeburgers aanzet tot verandering van naam. De veiligheid van eigen positie geeft echter nog niet het recht, een ander die zich met een naam ‘opgescheept’ voelt, belachelijk te vinden. Men zou zijn geweten geducht moeten onderzoeken om te achterhalen of men zelf ook niet een of ander pietluttig ijdelheidje koestert: een titel, een aanspraak, een vreemd woord als beroepsaanduiding, een ae of q in de achternaam.. Wie zich in dezen geheel zuiver van ziel mag achten, is zo nobel van inborst dat de gedachte om op eens anders pronkzucht neer te zien, niet eens in hem opkomt.
De loodgieters doen al jaren lang hardnekkige pogingen om van hun naam af te komen. In een artikel in Het Nationale Kompas 34 (1961) blz. 10 wordt met droefenis vastgesteld dat er geen naam is gekomen: ‘Zo heeft de naam Ga(s)wa(ter) lo(od)monteur geen opgang gemaakt, al geeft deze naam ongetwijfeld een duidelijker inzicht in het ware karakter van dit oeroude ambacht’. Nog in 1964 heeft de patroonsbond een prijsvraag uitgeschreven om een nieuwe naam te vinden - O.T. heeft er een flauw grapje op gemaakt! - maar geen succes; de radio heeft de luisteraars aangespoord mee te doen, eveneens zonder resultaat.
Natuurlijk zijn er gevallen waarin de pas naar het ridicule al te duidelijk hoorbaar is. In De Gelderlander van 12-11-1965 stond een advertentie die een werkster niet noemde maar wel vroeg: voor het schoonhouden van kantoren werd een ‘interieurverzorgster’ gezocht. De Duitsers kennen voor werkster de Parkettkosmetikerin. Het verschijnsel is trouwens internationaal. In de Verenigde Staten zijn vanaf 1961 de garbage collectors veranderd in de cleansing officers en de rat catchers in de rodent control officers. Het blad The Christian Science Monitor van 6-12-1961 meent naar aanleiding van deze nieuwe woorden dat onze eeuw óók nog The Age of Euphemism genoemd zou mogen worden. De begrafenisondernemer heeft de naam van grief-therapist gekregen.