opgevat en waarvoor in beginsel dezelfde regels golden, te weten ‘arrest op goederen’, hetgeen wij tegenwoordig met het wetboek ‘conservatoir beslag’ noemen en ‘arrest op de persoon’, hetgeen overeenkomt met wat ons wetboek ‘gijzeling bij voorraad’ noemt. De beide vormen kennen wij - zoals blijkt - nog wel, maar hun inhoud en toepassingsmogelijkheid zijn totaal veranderd, terwijl bovendien de in het oude recht bestaande mogelijkheid is verdwenen, om het arrest nog voor een heel ander doel te gebruiken dan ‘tot bewaring van zijn recht’, namelijk om de bevoegdheid van de eigen, plaatselijke rechter ‘vast te maken’.
Een nadere uiteenzetting van deze verandering is hier niet op zijn plaats. Het komt er op neer, dat het ‘arrest’ van het oude recht in feite is afgeschaft. Hierdoor hebben ‘arrest’ en ‘arrestant’ gaandeweg hun oude betekenis verloren en daarmee werden zij disponibel voor een nieuwe. Woorden die sinds eeuwen tot onze taal behoren, schaft men niet zomaar af. Dat bij het ontstaan van de nieuwe betekenis het parallelle ‘delict-delinquent’ (ook uit de sfeer van politie en strafrecht) een rol kan hebben gespeeld, is niet onmogelijk. Maar kan niet mede van invloed zijn, dat onze taal zelf eigenlijk geen vaste regel kent voor de vorming van afleidingen?
Handelaar is de man die handelt, wandelaar de man die wandelt, gijzelaar is niet de man die gijzelt, maar die gegijzeld wordt!
Overigens meen ik, dat ‘arrestant’ in zijn nieuwe betekenis veeleer behoort tot het algemene spraakgebruik dan tot het juridische; het is in ieder geval, voorzover ik kan nagaan, geen juridische vakterm. Daaraan zal niet vreemd zijn, dat juist in de rechtstaal de oude betekenis nog voortleeft.
Prof. Mr. G.C.J.J. van den Bergh
(Red.) Gijzelaar is niet afgeleid van gijzelen maar van gijzel, een oud, nog in de middeleeuwen en de zeventiende eeuw voorkomend woord. Van dit gijzel is gijzelen gemaakt (vergelijk: fiets en fietsen). Achter gijzel is -aar gekomen, daar gijzel voor het taalgevoel niet duidelijk genoeg een naam voor een persoon was. Een ongeveer soortgelijke ontwikkeling ziet men in martelaar (niet de persoon die martelt maar die wordt gemarteld). In een eeuwenoude geschiedenis van een levende taal zijn nu eenmaal grilligheden, soms verklaarbare maar ook soms onbegrijpelijke. Zouden we nu voor het genormaliseerde, juridische taalgebruik een term voor ‘gijzelaar’ en ‘gijzelen’ moeten maken, dan liet men de terecht vastgestelde inconsequentie niet toe.