Onze Taal. Jaargang 35
(1966)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Nummer 2] | |
Wonen en hetenWie schrijft, houde er rekening mee dat er altijd lezers zijn, die verder (en veel beter) denken dan hij zelf gedaan heeft. Randstedeling, hadden we in het vorige nummer gezegd is de oplossing voor ‘inwoner van de Randstad’. Het heeft niet lang geduurd of de vraag kwam, die de oplossing zwak maakt: alles goed en wel, hoe noemt u de toekomstige inwoners van Lelystad: Lelystedelingen? ‘Bestuurstechnisch’ gezien zijn de begrippen niet gelijk: Randstad is een niet-officieel woord, komt niet in wettelijke teksten of atlassen voor, Lelystad is (of wordt) een officiële naam van een gemeente. Maar daarmee is de moeilijkheid niet uit de wereld. Vragen naar de naam van de inwoners van een bepaalde streek of gemeente komen geregeld bij ons binnen. Ze kosten ons hoofdbrekens. Niet zelden weten we geen zeker antwoord en moeten we de vrager uitnodigen, zelf een onderzoek ter plaatse in te stellen en dan maar uit te gaan van het beginsel ‘de meeste stemmen gelden’. Evenwel,Ga naar voetnoot1) de meeste stemmen helpen ook niet altijd. Een jaar of tien geleden werd ons een beslissing gevraagd over Delfter, Delftenaar, Delvenaar door enige inwoners van die stad zelf. Zij meenden: Delfter is taalkundig de enig juiste vorm (vgl. Urker, Haarlemmer), Delftenaar is het woord van ‘de in Delft wonende’, Delvenaar betekent ‘de in Delft geborene’. Wij konden geen andere zekerheid geven dan het antwoord, dat Delfter niet de enig juiste vorm is (afgezien nog van de omstandigheid dat ‘taalkundig’ alleen iets is of niet is) en dat het onderscheid tussen ‘in D. wonend’ en ‘in D. geboren’ ons - wat de taalvorm betreft - kunstmatig leek: in de woorden zelf is geen enkele aanwijzing dienaangaande te vinden. De éénlettergrepige plaatsnamen hebben ons al meer geplaagd. Hoe heet een inwoner van Baarn, Cuyk, Goor of Sluis? Meestal staat bij zo'n vraag: hoe heet hij officieel? Nu lijkt ons het laatste ernaast: officieel, d.w.z. ambtelijk, zullen de inwoners van X wel altijd ‘de inwoners van de gemeente X’ heten. De Hagenaars zijn ‘inwoners van de gemeente 's-Gravenhage’. Een verwijzing naar de bijvoeglijke naamwoorden op -er helpt niet altijd. Dat er Weesper moppen bestaan en Urker vissers en een Moker Hei, wil nog niet zeggen dat er Weespers en Urkers en Mokers zijn. De uitgang voor de bijvoeglijke naamwoorden is -s(e) of -er. Se is de gewone uitgang: Haarlemse huizen; er komt meestal in vaste verbinden voor: Haarlemmer Hout. De plaatsnamen op een klinker zijn niet frequent: we leven niet in Italië. Maar er zijn er nog genoeg om een ombudsman een onrustige nacht te bezorgen: Breda, Venlo, Anna-Paulowna. Is het (wat men zou verwachten) Bredaër of Bredaënaar of Bredanaar? Gouda heeft met zijn Gouwenaar geen zorgen; dat heeft trouwens in tegenstelling met Breda de klemtoon op de eerste lettergreep. Anna-Paulowna ‘zal wel’ Paulownaër zijn, als er ten minste iemand is die werkelijk de behoefte aan een woord voor ‘inwoner van A.P.’ voelt. Bij de vrij talrijke woorden op -lo (Almelo, Mierlo, Hengelo) zijn we evenmin zeker. Venloër ligt voor de hand, maar misschien is Venloënaar, Venlonaar ook gebruikelijk. Men moet er rekening mee houden dat in het plaatselijke dialect een andere vorm gebruikelijk is, maar dat helpt ons niet steeds bij de vraag wat de naam in de algemene Nederlandse voertaal moet (of zal) zijnGa naar voetnoot2). De namen op een ‘stomme e’, Epe, Zwolle, | |
[pagina 6]
| |
Grave, Rolde, zijn weer een klasse apart. Enschede heeft een slot-ee. (Zijn er meer namen met zo'n slotklank?) Enschedeër / of Enschedeënaar?
De meest produktieve uitgang om mannelijke persoonsnamen te maken is -aar of -er. Hij stamt uit het Latijns en heeft de oude uitgang -e geheel verdrongen. (In de erven ‘erfgenamen’ zit nog het oude woord erve ‘erfgenaam’). Het bekendste voorbeeld is wel ‘molinarius’ dat in onze taal overgenomen is als ‘molenaar’. In sommige gevallen is door analogie de uitgang uitgebreid tot -naar of -laar: kluizenaar, schuldenaar, bultenaar, ambtenaar. Soms is een oorspronkelijke r door n vervangen om redenen van welluidendheid: moorderaar werd moordenaar, Deventeraar werd Deventenaar. Heet een inwoner van Den Helder een Heldenaar? De uitgang(en)aar in Leidenaar, Keulenaar staat ook in Parijzenaar enz. Van HaeringenGa naar voetnoot3), grootmeester in taalwaarneming en taalbeschrijving, heeft het verschil in optreden van -aar en -er als volgt in een regel gevangen. De uitgang is -aar na n, l en r als een lettergreep zónder klemtoon voorafgaat; in andere gevallen komt -er, behalve in leraar, minnaar, (over)winnaar, dienaar en zondaar. Een overgangsklank d bij -er vindt men als een r voorafgaat: ruimtevaarder, gezagvoerder, huurder. Na de n en de l is die overgangsklank niet bij alle woorden gebleven: ziender werd weer ziener. Over zijn nog woorden als: tuinder, buitenstaander; vergelijk daarmee renner, kenner. Zo zou een inwoner van De Lier en van Sleen een Lierder en een Sleender kunnen zijn; of het zo is, weten we niet. De door Van Haeringen geformuleerde regel is ook van toepassing bij de inwonernamen. Nijmegen gaat uit op n, vóór n staat een lettergreep zonder klemtoon, dus: Nijmegenaar. Pas echter op voor dat dus! De regel constateert, maar schrijft niet één van beide voor... Met andere woorden: Nijmeger is eveneens mogelijk; Nijmegaar echter niet; het hangt er maar van af wáár de uitgang achter komt: -aar achter Nijmegen, -er achter Nijmeeg. De keuze tussen de twee is het moeilijke punt, ten minste voor iemand die het gebruik ter plaatse niet kent. Utrechter is mogelijk, maar ook Utrechtenaar. In het eerste normaal: woord + er, in het tweede even normaal: woord + enaar. Zo ook Delfter en Delftenaar. Men kan alleen constateren dat een bepaalde vorm niet of bijna niet gebruikelijk is: Delfter is onbekend, Delftenaar is het gewone woord. Bredanaar is een vreemd geval: de klemtoon valt op de a. Van Haeringen meent dat Bredanaar alleen een schrijfvorm zou kunnen zijn, ‘gemaakt omdat Bredaër en Bredaënaar, die regelmatig zijn, er gedrukt of geschreven, wat zonderling uitzagen.’
Terug naar Lelystad. Het woord ‘stedeling’ staat als ‘bewoner van een stad’ naast ‘dorpeling’ of ‘dorpsbewoner’. Het hoort in de groep inwonernamen-bijplaatsnamen eigenlijk niet thuis. Zou men Randstedeling naast Randstad kunnen aanvaarden, bij Lelystad is dunkt ons stedeling onbruikbaar. Blijft over -er of -enaar. Blijft over een spellingprobleem: Lelystatter, Lelystattenaar. Hoe zou u het doen met betrekking tot de Brabantse gemeente Willemstad of de hoofdstad van Curaçao Willemstad of de hoofdstad van Aruba Oranjestad? Of liever: hoe is het daar? Neem de grote Bos-atlas op uw knieën en blader; u kunt, de regel toepassende, aan het werk slaan. |
|