Ik geloof dat Nederlanders meer vreemde woorden gebruiken dan nodig en wenselijk is.
Dit gezegd hebbende, kan ik mij voorstellen dat er onder mijn toehoorders twee groepen zijn die in tegengestelde zin reageren, de ene met ‘zeer juist!’, de andere met ‘onzin!’ Als een vertegenwoordiger van de tweede groep hier voor de microfoon zat, zou hij kunnen zeggen dat in deze tijd van toenemend internationaal verkeer vreemde woorden onmisbaar zijn; dat talen die slechts door enkele miljoenen gesproken en geschreven worden, hinderpalen zijn voor onderling begrip; en dat, hoe eerder ze door één wereldtaal worden vervangen, hoe beter. Pogingen om het binnendringen van vreemde woorden in de eigen taal tegen te gaan zijn, volgens leden van deze groep, niets dan kortzichtig purisme.
Een woordvoerder van de andere groep zou hier tegenin kunnen brengen dat sommige vreemde woorden waarschijnlijk onmisbaar zijn, een aantal andere bruikbaar en nuttig, maar ook een groot aantal onnodig en overbodig. Talen die slechts door enkele miljoenen gesproken en geschreven worden, zijn inderdaad hinderpalen voor internationaal begrip; daar staat tegenover dat ze voor de miljoenen van het eigen volk een communicatiemiddel vormen dat door geen wereldtaal is te vervangen, en dat de bezwaren die aan een kleine taalgemeenschap zijn verbonden voor een belangrijk deel kunnen worden ondervangen indien een aantal sprekers en schrijvers naast de eigen taal ook een wereldtaal voldoende beheerst - zonder daarom moedertaal en wereldtaal dooreen te haspelen.
Over vermoedelijk onmisbare vreemde woorden, al of niet aan de Nederlandse uitspraak aangepast, hoeven de twee groepen niet te twisten. Verschil van mening begint bij de vraag, welke vreemde woorden bruikbaar en nuttig zijn, welke onnodig en overbodig. Is een vreemd woord, zoals bureau, cliché, etalage; flat, picnic, plastic, eenmaal ingeburgerd, dan zal men in het algemeen verstandig doen, er niet aan te tornen. Trouwens, wie zou proberen Nederlands te spreken of te schrijven zonder ooit een vreemd woord te gebruiken, zou het niet ver brengen; de kans is groot dat het resultaat onnederlands zou zijn. Dat neemt niet weg, dat dozijnen, neen honderden vreemde woorden hun nut, laat staan hun onmisbaarheid, nog moeten bewijzen. Heeft het bedrijfsleven werkelijk behoefte aan termen als assistant-salesman, marketing research, sales-promotor, store manager (alle gebruikt in advertenties van Nederlandse firma's in Nederlandse dagbladen); moeten vrouwen en meisjes beslist gekleed gaan in nightgowns en petticoats (zelfde bron); kunnen we ons niet meer amuseren zonder een show, hetzij floorshow of one-man-show; kan een restaurant niet meer zonder plate-service, en een boekhandel zonder paperbacks en pocketbooks?