Vrouwen
In elke goede spraakkunst kan men een paragraaf vinden over de achtervoegsels waarmee namen van vrouwelijke personen gemaakt kunnen worden. De Vooys geeft de volgende:
-in: boerin, gravin
-ster: werkster, herbergierster
-es(-esse): profetes, lerares
-e: pianiste, leerlinge.
Hij noemt ook de wat verouderde -egge (dievegge) en -se (de dominese, de kasteleinse).
Sommige beroepen hebben in het geheel geen vrouwelijke vorm: professor, lector. Van meester in de rechten en ingenieur worden evenmin vrouwelijke woorden gemaakt.
Aan de andere kant wordt er wel eens ‘vrouwelijk’ gedaan, waar in het geheel geen reden daartoe aanwezig is: de uitgeefster, de werkgeefster. De Vooys geeft nog het voorbeeld: ‘de tegenwoordige generatie en haar voorgangsters’. Men moet verschil maken tussen vrouwelijk ‘genus’ (klasse van woorden) en vrouwelijke sekse.
Het achtervoegsel -e is het jongste; het kan goede diensten bewijzen, maar het is in veel gevallen eigenlijk onnodig: echtgenoot, lotgenoot, erfgenaam. Men kan ontmoeten: artse, gaste, studente; in het meervoud valt het onderscheid weg: gasten, artsen. Wij hebben wel eens studentes gehoord; de uitweg is meisjes-studenten. (Let op het streepje: een priesterstudent is iemand die voor priester studeert, een priester-student is een student die priester is).
In een van de vorige jaargangen hebben we aangeraden, niet al te gauw over te gaan tot vervrouwelijking van de woorden. Wethoudster en voorzitster (en burgemeesteres) dunken ons onnodig te zijn: het betreft hier functies die in onze maatschappij zonder enig bezwaar door vrouwen kunnen worden bekleed. We hebben toch ook geen behoefte aan een dokteres, een professorin? Aan de vrouwelijke minister zijn we al enige jaren gewend. Geen mens voelt de noodzaak om hier een woord als ministra (?) te scheppen
Nog iets terzijde bij de vrouwelijke minister. Het woord excellentie is vrouwelijk, maar het ‘excellent zijn’ is van hem of haar. Excellentie wordt ogenblikkelijk hij als ermee een man wordt aangeduid en zij als een vrouw het ambt bekleedt. Het is absurd, over een mannelijke minister te schrijven: zij heeft haar toestemming verleend. Een mannelijke minister wordt aangeduid met Zijne Excellentie, een vrouwelijke minister is Hare Excellentie. Dienovereenkomstig: Mijnheer de minister, Mevrouw de minister.
Denk er ook aan dat er gemeenkunnige namen zijn: de gewonde, de zieke (en alle andere zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden), de filmster enz. Gaat u eens een boek schrijven over de dokter, gebruik dan gerust maar altijd hij; geen enkele vrouwelijke arts zal het u kwalijk nemen dat u geen invulformulierstijl hij/zij gebruikt, evenmin als de jonge moeder het de kinderarts kwalijk neemt als hij in zijn damesbladartikelen de baby alleen maar hij noemt.
Maar de wereld is aan het veranderen! Ook de man wordt geëmancipeerd: er komen nu mogelijkheden voor de man om beroepen uit te oefenen die voorheen uitsluitend der vrouw waren. De jongste druk van Van Dale (1961) kent op blz. 433 slechts diëtiste (medisch bevoegd persoon die zich speciaal bezighoudt met het geven van dieetvoorschriften). Van Dale kon in 1961 niet weten wat in 1964 zou gaan gebeuren. Dat kunt u lezen in het maandblad Voeding van 15 oktober 1964, blz. 537. Daarin staat de kop Eerste mannelijke diëtiste en we lezen: ‘Enige jaren geleden konden wij de eerste mannelijke lerares koken en voedingsleer aankondigen. Thans is de eerste mannelijke diëtiste afgestudeerd aan de Opleiding voor Diëtisten te Nijmegen. Het diëtisten-diploma kan behaald worden door bezitsters van nijverheidsakten VIII, XII en XIX.’
Bezitsters is weer die drang om vooral geen misverstanden te verwekken! Is er een ziekenhuis waar een vrouwelijke arts de functie heeft van geneesheer-directeur? Zo ja, wat staat er dan op haar kamerdeur geschreven?
De huishoudster heeft vanouds de huisknecht naast zich (woorden uit een voorbije tijd...). Wat moet er gebeuren als er mannelijke vroedvrouwen komen? Ze zijn er al vele jaren: vroeger heetten ze vroedmeester of vroedkundige; nu zijn het accoucheurs of gemeenkunnig: verloskundigen.