U denkt
dat kortsluiting behalve een elektrisch woord ook nog een moderne zoetebroodjesuitdrukking is. Maar zij is meer. Een persbericht uit Noord-Brabant over een nieuw verbindingskanaal: ‘(De Commissaris) sprak als zijn overtuiging uit, dat de economische ontwikkeling aan weerszijden van de grens zodanige spanningen oproept, dat een ‘kortsluiting’, in de vorm van een kort verbindingskanaal, niet achterwege kan blijven. □ Dat was goed gevonden: een beeldspraak die zich zelf neutraliseert. □ Een andere beeldspraak: soepel standpunt innemen. Is dat een plaatsje zoeken op een plank in een moeras? Nee. Standpunt is hier beschouwingswijze. Hierbij komen woorden als verouderd, overwonnen. Verder is een luie stoel geen stoel die lui is. Zo is het soepele standpunt geen standpunt dat soepel is maar een standpunt dat van de geestelijke soepelheid der puntinnemers blijk geeft. □ De woordenboeken zeggen van zogenaamd: al dan niet ten onrechte de naam dragend van, voorgevende, quasi. Dus toch goed. □ Let op met spelen. Vader speelde voor paard: de rol overnemen van, vervangen. Wie speelt hier de portier? Is gelijk aan: zich de rol aanmeten. De oude man wilde nog soldaat spelen. Is gelijk aan: iets willen doen wat men eigenlijk niet (meer) kan. Ten minste zo denken wij dat het is. □ Attendering is een woord van de documentalist. Hij stuurt je een samenvatting van een artikel of boek dat voor je van belang is. □ Andere nieuwe beeldspraakjes: hoge druk, stoom afblazen, een grote aanlooptijd, over z'n toeren jagen. □ We zitten met de paukenist die zichzelf een paukist noemt. Maar er zijn toch altijd tenminste twee pauken? □ Met pineut (peanut?) heeft niemand ons afdoende geholpen. Het schijnt géén lelijk woord te zijn.
□ De artsen zèggen: injecteren. Van Dale zegt injecteren èn injiciëren. □ Levensgevaarlijk, levensgroot nieuwe clichés (s vast aan é). Hoog in aanzien ook zinvol. Wij hebben niets tegen die woorden. □ Tegen dat abituriënt is oppositie gekomen. Het is Duits. In ‘hogere’ kringen zegt men ook oud-alumnus, maar dat sluit de gesjeesden in. Dus: iemand met een diploma. En degenen die dat diploma gaan krijgen? Wie Latijn kent, weet dat een abituriënt iemand is die nog weg moet en niet iemand die weg is. Moeten we het eindexamen dan maar het ‘abituur’ gaan noemen? □ Maar wij zijn trouwe lezers van OKW-Mededelingen. En daarin - 28e jrg. nr. 10, blz. 95 - staat over de meisjes van de m.m.s.: ‘Op deze wijze kan worden bevorderd dat de abituriënten beter voorbereid zijn op haar beroep of haar verdere opleiding.’ □ Je kunt nog wat door blijven denken over dat haar van de vorige zin. Eigenlijk hun. (Woordenlijst blz. XVII heeft het over de ‘overwinning van hun en de bekrachtiging daarvan). Maar hoe kun je dan in die zin zien dat het abituriënten van het vrouwelijk geslacht zijn? □ Gehoord: een havo is een jongens-emmemmes. Dit zullen onze Vlaamse broeders niet begrijpen. Trouwens, lang niet alle Noorderlingen weten nu al de weg in de - avo - mogelijkheden. Zou je die woorden (havo-mavo-lavo) wel uit elkaar kunnen houden? Zou iemand die woorden zo niet makkelijk maar dan toch mooi vinden? □ Dat vaak niet-westers is, is oud maar niet eerbiedwaardig bijgeloof □ Vraag aan een student in Leien: Waarin studeer jij? Antwoord: Niet-westerse sociologie. Vraag: Wat dan wèl? □ Flauw.