Er zijn er
die beweren dat de heer Carl Denig niet de eerste was die in ons land in een tent kroop (O.T. sept. '63). De eerste kampeerders waren de padvinders, die woudlopertje gingen spelen omstreeks 1910. □ Ieder zal begrijpen dat wij onze wijsheid ook maar uit een boek hebben gehaald. □ In de uitspraak van debat, atletiek, defensie is (o.i.!) de ee niet nodig. Mag wel, natuurlijk. Deebat is misschien nog mooier, anders zeggen de kwinkslagers dat het niet de bat maar het bad is. □ Fuseren is niet goed, moet zijn fusioneren. □ U hebt een retourbiljet voor een vliegtuig, geldig tot 29 oktober. Mag je dan mee tot 28 oktober 's nachts om 12 uur of tot 29 oktober 's nachts om 12 uur? Tja, tot bij tijdsbepalingen is ‘ter aanduiding van het bereiken van een punt in de tijd’. Dus als het reisbureau kwaad wil, kunnen ze u op 29 oktober in de steek laten. De ellende is dat we in allerlei uitdrukkingen het genoemde meerekenen: tot de laatste man, tot driemaal toe. Vandaar de wat rare contradictionele uitdrukking tot en met. □ Tot en met is ook nog een voor ons gevoel banale zegswijze aan het worden: ik ben verkouwe tot en met, hij is gek tot en met. □ Een vullertje is op de teevee en radio een stukje dat ingelast wordt om het programma vol te krijgen. Een afhouwertje is een mooi smoesje om iets niet te laten doorgaan, om iemand niet te geven wat hij wil (zonder dat met zoveel woorden te zeggen). □ Dat met zoveel woorden uit de vorige zin is een voorbeeld van onze heerlijke omgangstaal: onlogisch maar voor de verstaander duidelijk. Andere voorbeelden: het is anders mooi weer, daar niet van; evengoed schreef die vent; ik zie me al aankomen; in de tijd dat
hij als timmerman meeloopt; wat niet wegneemt; ik heb daar veel van geweten; dat kan best wezen; als het mee zit; ik moet het nog zien. Allemaal onvertaalbaar Nederlands: ga maar na, voor ons soort mensen, ja Jan, zeg dat wel. □ Met bezemen keren ziet er wel Duits uit, maar is een oude Nederlandse uitdrukking. □ Het citaat in O.T. sept. '63 blijkt van Voltaire te zijn. □ ‘Als men vraagt of ze zich nooit vervelen, lachen ze zo hard dat men hun heel diep in de keel kan kijken.’ Laten staan, hun is goed, hen is hier niet op zijn plaats. □ Wij vragen uw aandacht voor dit proza: ‘Langharige salonkarpetjes en kleedjes zijn een zeer gevraagd artikel geworden. Door de meeste huisvrouwen wordt een vast tapijt gezien als de ideale vloerbedekking en legt men in de zithoek een klein karpetje voor of onder het bankstel.’ Knus kneusje. □ Er zijn van die dingen waar je nooit uitkomt: ‘de heren De Vries en Van Dijk waren met hun echtgenoten aanwezig’. Waren ze ieder er met hun eigen ene vrouw, waren ze met hun vele eigen vrouwen, waren ze er met anderer vrouwen? Schrijf je ‘De Vries en Van Dijk met hun echtgenote’, dan kun je ervan maken dat de beide heren hun gezamenlijke vrouw meenamen. Maar dat kan niet, volgens onze wetboeken. ‘Respectieve’ erbij, ‘onderscheidene’ erbij? Oplossing: D.V. en V.D. waren er, ieder met zijn vrouw. Of niet soms?