Enkelvoud of meervoud?
Meer dan eens krijgen wij de volgende vraag te beantwoorden. Is het: vijf meter worden of wordt verkocht? Twintig gram worden of wordt afgewogen? 55 cm3 worden of wordt eraan toegevoegd? In een oude jaargang van O.T. (juli 1939) vonden we op die vraag een uitvoerig antwoord. We nemen daaruit het volgende, enigszins gewijzigd, weer op:
Het vraagstuk is tamelijk ingewikkeld en het gebruik is niet vaststaand; meermalen zijn beide vormen in gebruik, zij het ook dan niet zonder enig onderscheid. Dat dit gebruik van een enkelvoudig substantief voor een veelvoud zijn oorsprong vindt in een misvatting aangaande oude meervouden van onzijdige woorden als: jaar, pond, doet niet meer af, naar het schijnt. Het taalgevoel richt zich naar het meer of minder op de voorgrond komen in de voorstelling van het enkele ding. Zo zal bij tijd bepaling het meervoud meest overheersen: jaar, uur; evenzo bij man (al hoort men óók wel: Daar werkt veertien man).
Bij gewicht zal men het enkelvoud kiezen; men denkt aan de totaliteit, niet aan de afzonderlijke gewichtseenheden: acht pond is er al verkocht, drie ons ontbreekt er (tenzij ze elk afzonderlijk worden gehouden met een bijzonder doel, maar dan zal men ook het substantief in het meervoud zetten: vier ponden zijn al afgewogen).
Bij maat is er fijne onderscheiding waar te nemen: over het algemeen echter dringt het totaal op de voorgrond en heeft dus het enkelvoud de voorrang.
Bij lengtemaat kán echter ook de voorstelling van het afmeten per el, per meter invloed oefenen; vandaar dat hier beide vormen mogelijk zijn: vier el is er, of zijn er over; dertig meter is er al verkocht, zijn er al weg.
Voor vlaktemaat, waarbij de eenheid veel minder uitkomt, zal te meer het enkelvoud in gebruik zijn: vier m2 is genoeg, is er maar besteld; 30 ca is er van dat perceel afzonderlijk verkocht. Niettemin kán bij bunder en roe (de maten, die zo sterk leven in het bewustzijn van de boer, dat hij die maateenheid terstond vóór zich zien kan in uitgestrektheid) het meervoud licht komen te staan (en dan naar analogie ook het notariële ha); het enkelvoud kan echter evengoed dienen.
Met inhoudsmaat is het net zo. Drie liter olie is er bijgedaan (niet: zijn!). En zo ook: 25 cm3 moet worden getitreerd. Bij mud heeft men echter weer beide mogelijkheden.
Over het algemeen worden de oude echt-Nederlandse woorden gemakkelijker met het meervoud verbonden, dan de moderne, vreemde woorden. Eér dus: kan, kop, last, ton, dan centenaar, liter, kilo, kubieke centimeter. Maar dit is in geen geval de hoofdzaak.
Ten slotte: waarde. De gedachte aan de munteenheden zal slechts bij uitzondering sterk aanwezig zijn: het totale bedrag overheerst in de voorstelling: de som. Dertig cent, twee gulden is besteed (om te zwijgen van samengestelde bedragen: twee gulden veertig is...). Zodra we het meervoud gebruiken, komen de eenheden meer in onze gedachte. Bv. men had pas een ‘briefje van tien’ gewisseld en nu zijn er al zeven gulden heen gegaan aan... Men ziet ze met leedwezen na, stuk voor stuk.