Parmenidesstraat, George Berkeleystraat, lijken niet erg geschikt.
2. Het woord mag geen associaties opwekken aan al te gewone of banale zaken. Straten als Meloenstraat, Sinaasappelstraat, Tomatenstraat zijn op dit punt al aan de rand van het toelaatbare gekomen. Een woord sleept nu eenmaal een stuk gevoelswaarde met zich mee. Het is niet leuk voor het jonge echtpaar dat zo trots is op zijn nieuwe woning, altijd een schertsend woord te moeten horen, als het zijn adres noemt.
3. Het woord mag niet te lang zijn. Het Nederlands Normalisatie-Instituut heeft trouwens in zijn norm NEN 1771 de raad gegeven, de straatnaam kort te houden en ‘niet-noodzakelijke toevoegingen zoals Generaal, Professor, Schout-bij-nacht e.d. achterwege te laten’. Toch is Tilburg enige jaren geleden verrijkt met de Burgemeester Van de Mortelzijstraat.
4. De namen mogen niet te veel op elkaar lijken. In Amsterdam zijn maar liefst zes Vogelstraten: Eerste, Tweede, Derde enz., naast een Vogelplein, een Vogelkade en een Korte, een Lange en een Brede Vogelstraat! In Den Haag de Slachthuisstraat en de Slachthuisdwarsstraat.
5. In buurten die aan een bepaalde groep worden gewijd, moet men de verhouding tussen de grootte van de straat en de belangrijkheid van de naam in het oog houden. Dwaas is bijvoorbeeld de Gouverneurlaan in Den Haag, een grote, brede drukke straat naast de Multatulistraat, een klein, onbekend straatje! Wie van u kent nog de Groningse negentiende-eeuwse schrijver Goeverneur, schepper van het rijmverhaal over Prikkebeen?
6. Men moet geen vreemde woorden voor het begrip straat invoeren: Avenue Concordia, Europaboulevard. Boulevard is nu eenmaal vanouds het woord voor de ‘straat langs de kust’. Het komt overigens van het oude Nederlandse... bolwerk. Het vreemde woord avenue heeft ‘standing’; kennelijk moet deze laan tot die status verheven worden, maar waarom met een Franse (Engelse?) benaming? Een klein beetje nationaal gevoel mogen we toch wel hebben. Zo ergeren zich de Vlamingen er terecht aan dat het gros van de Nederlanders de Brusselse straten noemt met de Franse naam, in plaats van met de gelijkwaardige Nederlandse, dus Boulevard Anspach, Grande Place, in plaats van Anspachlaan en Grote Markt.
Als de namen er zijn, komt de spelling aan de beurt. Geen halsbrekende toer. Toch zijn er een paar pietluttigheden die het leven zuur kunnen maken voor de klerk, vooral als hij een chef heeft die het altijd beter weet. Vooreerst de hoofdletters: Coeck Van Aelststraat, Ruys De Beerenbrouckplein, Burgemeester De Vriesplein: de of De, van of Van? Voor dit soort namen is de hoofdletter afgesproken. Dan de aaneenschrijving: Bredase Weg, of Bredaseweg. Beekse Dijk of Beeksedijk? Daar deze woorden samenkoppelingen zijn, kan men ze beter als één woord schrijven. Dan de kwestie van de voorkeurspelling: Toernooistraat of Tournooistraat? En ten slotte, kleinste aller kleinigheden: het streepje in woorden als St-Jozefstraat. Zo is er in Leiden een Os- en Paardenlaan. Staat in die naam het streepje goed, is er een te weinig of te veel?
Daarna gaan de namen voor wie-weet-hoeveel jaren, eeuwen de wereld in. Jonge gezinnen komen in de nieuwe wijken; bij de familienaam hoort voortaan de straatnaam: hij wordt honderden keren geschreven op brieven of formulieren. En ontelbare keren wordt de naam uitgesproken. Wat op papier zo muurvast leek, kan in de praktijk zo vaak gewijzigd worden: de dichter heet Bilderdijk (klemtoon op de eerste lettergreep), maar de straat blijkt in de volksmond te heten Bilderdijkstraat (klemtoon op de derde lettergreep). Hetzelfde met Weissenbruch en zijn Weissenbruchstraat. Vaak grillig is, op het eerste gehoor, de klemtoon die wij in onze uitspraak van straatnamen bezigen: Vondelstraat, Haarlemmerstraat, Piet Heinplein, Frederiksplein, Noordeinde, Langstraat, Langedijk, Zeeweg, Rotterdamseweg.
(zie O.T. 1960, 33)
Wat doet u als u heel zeker weet dat de klemtoon verkeerd gelegd wordt? In Amsterdam is de Patroclosstraat (volgens sommigen uit te spreken als Pater Klosstraat). Loopt u te koop met uw algemene ontwikkeling: Carnegie, Copernicus? Of doet u maar mee met de massa die de klemtoon vernederlandst: Carnegielaan, Copernicusstraat?
Tot slot nog deze vraag: waar woont u? Aan, in of op? De kwestie heeft zowel taalkundigen als leken geprikkeld. Inderdaad, de toestand lijkt enigszins verwarrend: men woont in het algemeen in een straat, in een laan. op een plein en aan of op een gracht. Maar er zijn heel wat uitzonderingen. Bijvoorbeeld: op de Laan van Meerdervoort (Den Haag), in de Lijnmarkt (Utrecht), op de Gijsbr. van Amstelstraat (Hilversum), op de Hofstraat (Deventer). Kijk eens rond in uw woonplaats en u vindt ongetwijfeld ook wel wat onverwachte voorzetselverbindingen.
De taalkundigen hebben een bruikbare verklaring gegeven voor de vreemde afwisseling en voorzetsels: in de Amstelstraat, aan de Amstel, op de Amsteldijk. Op komt voor bij namen die een ruime, open vlakte aanduiden en alles wat ‘water’ is of was: op de Mient (Den Haag), op het Spui (Amsterdam), op de Leidsevaart (Haarlem). Aan is een andere mogelijkheid, vooral wanneer het gehele terrein bedoeld wordt. In gebruikt men bij lanen en straten.
Vooral bij oude namen moet men rekening houden met de plaatselijke geschiedenis. Een gracht kan gedempt zijn en nu niet meer zijn dan een betrekkelijk smalle straat: men blijft dan op zeggen. Lanen en straten kunnen breed zijn, het idee van ‘ruime, open vlakte’ suggereren. Zo in Deventer: op de Graven (vroeger een gracht), op de Hofstraat (vroeger een tuin).
Hebt u plezier in het kritisch waarnemen van taal en alles wat daarop betrekking heeft, het materiaal is overal waar u komt, aanwezig; het ligt rondom u, het is zelfs op de muren van de huizen gespijkerd: de straatnamen.