Het vierde congres
Het Genootschap Onze Taal zal op zaterdag 13 oktober 1962 in het Kurhaus te Scheveningen zijn vierde congres houden. Deze keer is het onderwerp: Het Nederlands en het Onderwijs.
Bij gesprekken over taal en taalbeheersing duurt het meestal niet lang of het onderwijs komt aan de orde. En dat is begrijpelijk. Op school hebben we ‘lezen en schrijven’ geleerd. Het is echter ontegenzeglijk waar dat wij allen geneigd zijn tot lichte zelfoverschatting als het onze eigen lees- en schrijfprestaties tijdens de schooljaren betreft. Vrij moeilijk is het, zich in te denken in de gesteldheid die wij in onze jeugd hadden. We denken maar al te gauw dat wij op twaalf-, op zestienjarige leeftijd veel verder waren dan de tegenwoordige generatie scholieren. Menigmaal schudt een vader, niet-schoolvakman, zijn hoofd over de ‘primitieve’ opstellen van zijn kinderen: hij deed alles veel beter. Maar deed hij werkelijk alles veel beter? Kan hij dat bewijzen ‘met de stukken op tafel’? Als die stukken uit een ver verleden eens op tafel zouden komen... Ze zijn verdwenen, met de rode strepen en al in de vuilnisbak vergaan.
Er is in de laatste halve eeuw veel veranderd, ook bij de jeugd, ook bij het onderwijs. De maatschappij vergt veel van de school, nieuwe inzichten en onderwijsmethoden zijn gekomen. De buitenstaander moet voorzichtig zijn met een oordeel over het taalonderwijs. Onderwijs geven is geen eenvoudig vak. Onderwijs geven in de moedertaal is een van de moeilijkste vakken: de leerling moet niet alleen kennis worden bijgebracht, maar vooral vaardigheid: in luisteren, spreken, lezen en schrijven. Men kan geen Nederlands ‘leren’ met huiswerk en overhoren zoals dat in sommige andere vakken wel mogelijk is. Er is geen ‘grens’ van een boek, van de behandelde stof. Men kan niet precies bepalen - op een onderdeel als de geschiedenis van de letterkunde na - wat er wel en wat er niet bij behoort. Inzicht, begrip, logisch denken, uitdrukkingsvermogen kun je niet uit-het-hoofd leren. De maatschappij verwacht dat de afgestudeerde scholier zich in zijn taal - zoals de wet uitdrukt - juist en vaardig kan uitdrukken, het gesprokene en gelezene verstaat en goed kan weergeven. Daarnaast behoort degene die middelbaar onderwijs heeft gevolgd, blijk te geven dat hij de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde en haar voornaamste werken kent.
Voor de lagere school gelden weer andere eisen. De taalvaardigheid van het kind moet vergroot worden: de onderwijzer moet de natuurlijke spontaanheid van het kind uitbuiten. Spelling, eenvoudige brieven, opstellen, ontleden komt vooral aan de beurt in de drie hoogste klassen van de school. Het kind moet ook onderscheid leren maken tussen het dialect, de ‘stadstaal’ en het Algemeen Beschaafd. Wie op de lagere school zuiver heeft leren spreken, heeft een kostbaar geschenk voor zijn gehele leven ontvangen.
Het onderwijs is niet uitsluitend een zaak voor de onderwijzers en leraren alleen. Sinds 1945 vooral is het contact tussen onderwijs en maatschappij en gezin sterker geworden. Goede onderwijsmensen horen graag opbouwende kritiek. Zij weten dat hun werk niet gericht is op hun eigen eer, zij moeten hun leerlingen (zakelijk gezegd) ‘afleveren’ aan maatschappij of voortgezet onderwijs. Zekere spanningen tussen buitenstaanders en onderwijsmensen bestaan er natuurlijk altijd, maar dat ligt bij een ‘kwetsbaar’ vak als het onderwijs nu eenmaal voor de hand. Ongefundeerde kritiek, betweterij, vitterij dienen achterwege te blijven: aan beide kanten overigens.
Om al deze redenen heeft het Genootschap Onze Taal gemeend deze keer het congres aan het onderwijs in de Nederlandse taal te moeten wijden. Het congres zal zich bezig houden met het Nederlands op de Lagere School, met de taalkundige opleiding van de onderwijzers en met het Nederlands op de Middelbare School; een algemene beschouwing zal samenvatten en een blik op de toekomst geven. Wij zijn er ten zeerste verheugd over dat wij vier bij uitstek deskundigen gevonden hebben die het onderwerp voor u zullen inleiden. Voor hun bereidheid om op ons congres te spreken, uiten wij hier met nadruk onze dank.
Wij zijn ervan overtuigd dat het onderwerp uw belangstelling heeft; het onderwijs is immers een zaak voor ons allen: opvoeders, bedrijfsleven, overheid, ouders. Daarom nodigen wij u hierbij uit; wij hopen u in Scheveningen te kunnen begroeten.
Het congres is vrij toegankelijk. In de pauze wordt aan de deelnemers gelegenheid geboden om in het Kurhaus de koffiemaaltijd te gebruiken; de prijs van deze maaltijd is f 3,75. Wij verzoeken degenen die van deze gelegenheid gebruik willen maken, van te voren het bedrag over te maken op de girorekening van de penningmeester van Onze Taal, 181661 te Leiden. Wij zullen hun dan een bewijs van betaling sturen.