Yield I
De oerbetekenis van het werkwoord ‘to yield’ is zonder meer: geven. Dit in vele subschakeringen, waarvan de voornaamste zijn geworden:
to yield in de zin van: meegeven, meebuigen, toegeven, zich overgeven, de geest geven, capituleren, opbrengen, renderen, produceren. De zelfstandige naamwoorden volgen de zin der werkwoorden.
‘Yield’ is dus bijvoorbeeld: de buigingstolerantie van een staaf staal. Dit is een letterlijke betekenis.
Overdrachtelijk gebruikt is ‘yield’ de mate, waarin iemands karakter bereid of capabel is, een compromis aan te gaan. Voorbeeld: ‘The American political yield in this cold war...’ Ander voorbeeld: ‘sometimes a father shows yield to his son...’
Doch in de zin zoals in dec. '61 naar voren gebracht is de betekenis ‘yield’ zonder mogelijke twijfel die van gegeven opbrengst of rendement. Men spreekt van ‘the yield’ van een akker = de oogstopbrengst. In andere verbanden van ‘the yield’ van een oliebron = aantal barrels per dag.
Het is hier het rendement van een pound cellofaan, wanneer dit vlak wordt uitgewalst. Het enige merkwaardige is, dat de diktespecificatie ontbreekt. Het maakt nog al enig verschil, of men een pound cellofaan uitperst tot de dikte van een millimeter of zo vliesdun als b.v. het cellofaan rond een pakje sigaretten. Dit doet echter niets af aan de compacte duidelijkheid van het begrip ‘yield’. Het is eenvoudigweg de opbrengst, plat uitgestreken en plat uitgemeten, van een pound cellofaan; derhalve uitgedrukt in oppervlakte-eenheden.
W.v.d.H.