Dat mag best!
Een van onze grote dagbladen vertelde in een verslag over de verkiezingen (29 maart 1962) dat de avond met een lachertje begonnen was, d.w.z. met enige vrolijkheid over een gebeurtenis, waar men om moest lachen. Een lachertje, schreef iemand ons, is verkeerd gevormd: de uitgang -er geeft de man aan die iets doet en hier wordt iets gedaan, nl. gelachen.
Deze redenering is onjuist. Inderdaad: -er geeft de persoon aan die iets doet: bakker, slager, eter, schrijver, lezer, meeloper. Enzovoorts. Daarnaast niet alleen de persoon maar ook het ding dat iets doet: veger, brander, wekker, klinker, wijzer, gieter, waaier. Enzovoorts Het wonderlijke nu is dat vanouds ook in deze soort vorming een passieve betekenis mogelijk is: de loper is iets waarop gelopen wordt, zoals de trekker iets is waaraan getrokken wordt.
Heel mooi Nederlands zijn aflegger en twijfelaar: het ding legt niets af noch twijfelt: het wordt afgelegd en er wordt over getwijfeld (of het lang dan wel kort is). Zo ook trapper, overgooier. Een boffer is de vent die boft maar ook het geval waarmee geboft wordt. Een legger is behalve de kip die legt ook nog de balk waarop (de vloer) gelegd wordt. De afkomst van het gerecht uitsmijter schijnt duister. Een voorlader is een vuurwapen dat van voren geladen wordt. Dan het wat burgerlijke rokertje. Van de laatste jaren is meezinger(tje), een lied dat zo in trek is dat het meegezongen wordt. (Goede vertaling voor hit en schlager).
Merk bij rokertje en meezingertje onze onafleerbare neiging tot verkleinen op. Vele -er-woorden krijgen het verlenginkje dat het woord zo onvertaalbaar maakt. Een meevallertje, tegenvallertje, slippertje, nakomertje, afzakkertje, opfrissertje. Kent u er ook nog een paar?