Onze Taal. Jaargang 31
(1962)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdPrivacyOver de massa, de horde, de kudde is genoeg geschreven en geklaagd. Er is niets aan te doen: we moeten nu eenmaal samen leven. Samenleving. Maatschappij. Gemeenschap. Dit leven met de anderen, dit geborgen zijn in een groep, betekent soms een bron van geluk. Maar het zijn-met-elkaar, de gemeenschap kan op onze zenuwen werken: de mens wil wel eens alleen zijn, ongestoord, met eigen plezier en verdriet, zonder opdringerige nieuwsgierigheid van anderen, zonder de dwang van het met lotgenoten samenwerken; hij wil dan geen ander gezelschap verdragen dan dat van die hem dierbaar zijn. Buiten zijn woonst is hem dat genot van het onbespiedzijn nauwelijks nog gegund. Waar kan de Hollandse Randstedeling, zo hij geen tuintje met heel hoge omheining heeft, buiten nog alleen zijn? Ja, zelfs thuis is de flatbewoner slechts echt alleen, als zijn boven- en onderburen weg zijn, als hij het gehoest, het geruzie, het gelach, de radio, de televisie en de hond van de anderen boven, beneden en naast hem niet meer hoort. De Engelsen hebben voor dat alleen-zijn, het domein-van-jezelf een goed woord: PRIVACY. Het is: de afzondering, de eenzaamheid, het particulier-zijn, ook de stilte, de geheimhouding. Het is een grove inbreuk op iemands privacy als we zo maar zonder enige noodzaak iets kwaads uit zijn vroeger leven openbaar maken: wat voorbij is, is voorbij. Op de formulieren van de Engelse ‘voetbalpool’ kan men met een kruisje aangeven dat men - ingeval van winnaar te zijn - geen ‘publicity’ wenst. De pool zwijgt dan in alle talen, maar wee u als u het half miljoen wint en een of andere Engelse krant ziet in uw boffer een lekker verhaal: uw privacy is weg. De mens heeft het recht op privacy. In het weekblad van de Engelse radio the Listener and BBC Television Review (22 maart 1962, blz. 504) zet G. Dworkin dit recht uiteen. Verleden jaar is er een wetsontwerp in Engeland ingediend: the Right of Privacy Bill. Terug naar het Nederlands. Privacy is een woord dat steeds meer gebruikt wordt, kennelijk omdat het begrip hier steeds meer van toepassing is en omdat er geen apart, kernachtig Nederlands woord voor bestaat. Als ik iemand 's avonds laat om niet-dringende zakelijke redenen opbel, stoor ik hem in zijn privacy. Als iemands foto en naam - zonder zijn toestemming - voor reclame worden gebruikt, betekent dit een schending van zijn privacy. Straks in de vakantie gaan we uit onze baan (de massa) weg, voor twee, drie weken de privacy in: maar waar ter wereld vinden we die? De reis ergens heen, naar dat allereenzaamste witte eiland, is al een bezoeking: volle treinen, volle wegen en straks is dat witte eiland ook nog vol. Een zeer groot toeristisch bedrijf adverteert met reizen ‘waarbij de privacy bewaard blijft...’ Wie waagt het erop, voor privacy een Nederlands woord te verzinnen? Is het begrip zo exquisiet, zo chic of zo shocking dat we maar liever geen beroep moeten doen op de moerstaal? Privé, privaat, particulier zijn ook gewoon bezit van de gewone taalgebruiker geworden. Bestaat er al een woord voor? Of moet het woord | |
[pagina 18]
| |
dat het nieuwe begrip moet vangen, nog gemaakt worden? Het begrip privacy is in zoverre nieuw dat Van Dale in 1950 het nog niet kende. Van Dale 1961 kent het wel degelijk. Blz. 1580: ‘privacy - (Eng.) v. persoonlijke vrijheid, het ongehinderd in eigen kring of met een partner ergens kunnen vertoeven’. Men voelt dat ‘persoonlijke vrijheid’ niet geheel samenvalt met privacy. Privacy is privacy, zal menigeen zeggen, probeer ons niet in de plaats daarvan een of ander gebrekkig Hollands woord in de hand te stoppen. We zouden het toch graag willen doen. Het woordenboek kent het verouderde ‘alleenheid’. Er bestaat ook ‘zelfheid’ maar dat is ‘eigen persoon’ en ook ‘egoïsme’. Te abstract dat woord? Privacy, naar de vorming vertaald: privatie, is geen greintje concreter of plastischer. Maak dan zelf een woord. Zet naast de samenleving de alleenleving of eenleving, naast maatschappij de alleenschap. Rare woorden, maar het is niet meer dan een kwestie van wennen. Bruikbaar zou ook zijn huisvrede, dat ‘de onschendbaarheid van iemands huis’ aangeeft. Het woord is in onbruik geraakt, we kennen het alleen nog in huisvredebreuk. Het zou het bezwaar kunnen hebben dat de gebruiker teveel aan het begrip huis herinnerd wordt: privacy is ruimer, gaat veel verder dan de vier muren waarbinnen onze vrede niet gebroken mag worden. Wellicht komt ook in ons land nog eens een voorstel in de Tweede Kamer, een Nederlandse Right of Privacy Bill. Tegen die tijd behoren de rechtsgeleerden een Nederlands woord daarvoor geschapen te hebben. Vanouds hebben wijsgeren en wetkundigen de geleerde taal kunnen omzetten in de volkstaal. Middeleeuwse theologen schiepen woorden als indruk, invloed, inkeer, binnenste, neiging, inprenten, oorsprong, wezenlijk, werkelijk, opgetogen. Stevin werkte aan de taal van de wiskunde en de natuurwetenschappen. Hugo de Groot legde de grondslag voor de rechtstaal in zijn Inleidinghe tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid.Ga naar voetnoot1) Puristen worden altijd belachelijk gemaakt; er is - voor onze tijd - iets onwezenlijks in hun streven. Echte puristen die alle vreemde woorden willen weren, zijn er eigenlijk niet; althans, wij hebben ze nooit ontmoet. We leven internationaal en we hebben internationale woorden nodig; ze kunnen overigens onze mogelijkheid tot uitdrukking vergroten. Maar men kan ook te veel de puristen honen. Hoeveel duizenden Nederlanders hebben niet (door hun schoolboekjes!) om Hooft leren lachen met zijn vernufteling en tegenrolhouder, zonder te beseffen hoeveel woorden van Hooft wèl in het Nederlands gemeengoed zijn geworden? Wat wordt er niet gehaspeld in de uitspraak van het (in klank moeilijke!) woord: concierge! (om nog maar te zwijgen van de spelling). Jammer dat het woord ‘havenaar’ er nooit in gegaan is. En nu privacy: de goede Engelse uitspraak ervan is heus niet zo eenvoudig; spaar ons voor de vermoording van het Engels, de verbastering van de concierge tot kusjersje is genoeg. Privacy verdient een Nederlands woord; dan kunnen we er allemaal mee overweg. |
|