Bandrecorder
In Onze Taal van november wordt bandrecorder veroordeeld, m.i. terecht. Maar de Nederlandse naam ‘luisterlintspreker’ bevalt mij minder: een woord om je tong over te verstrikken. Wat is er trouwens tegen ‘band’? In mijn Koenen-Endepols van 1931 staat als eerste betekenis ‘reep van linnen, katoen, zijde, enz.’ Moeten wij nu band in de betekenis van lint veroordelen als germanisme, omdat de Duitsers nu toevallig voor lint altijd Band zeggen? Dan kun je wel aan de gang blijven. Om het mooi te houden voel ik dus meer voor ‘bandopnemer’ (dat kun je ook lekker zeggen). De functie van ‘weergever’ moet je er dan maar bij denken; die zit ook niet in het oorspronkelijke recorder, en het opnemen is toch de primaire functie.
Tussen haakjes: recorder betekent in het Engels ook blokfluit, zoals u wel weet. Bandrecorder zou dus ook een blokfluit aan een (draag)band kunnen zijn, of een blokfluit met linten; mooi ding voor folkloristen.
Ir. J.R.