U vraagt
en wij kijken voor u in het woordenboek om te zien of het erin staat. Maar wat u vraagt, staat er meestal niet in, anders had u het niet gevraagd. □ Zo: story. Dat staat wel in een Engels woordenboek. Het komt in het moderne Nederlands voor in de betekenis van het ouderwetse intrige, dat in het Frans intrigue is: de verwikkeling, handeling, het verhaal van een roman, toneelstuk e.d. Voorbeeld: ‘... daar zij een taalkunstenares was en het verhaaltje, de story van haar boeken eigenlijk heel dun is.’ (De Tijd, 29-11-61) □ Van Dale niet kwalijk nemen dat het niet erin staat. Dit prachtige boek heeft dit jaar de achtste druk gehaald, geheel opnieuw bewerkt en zeer vermeerderd. Dr. C. Kruyskamp, de geestelijke vader van ons aller Van Dale, verdient alle hulde. □ De Engelse luchtkussen-veerpont ‘Hovercraft’ is in een krant vertaald met zweeftuig. Mooi zo. Iemand had schampschip voorgesteld (ook mooi) maar - zegt hij - dit zal wel met een schimpscheut worden verworpen. □ De oorsprong van bamboe-gordijn? Vermoedelijk analogie: ijzeren gordijn. Maar wie is dáár eigenlijk mee begonnen? Niet met het smeden van het ding maar van het woord. □ Toi, toi, toi zou komen van ptoi, ptoi, ptoi, een spuwende lipbeweging die afwerende of bezwerende kracht moet hebben, gelijk het driemaal afkloppen. Wij kunnen echt niet achterhalen of dat nu wel waar is. Maar beter één verklaring dan geen. □ Bakker zei (O.T. juni '61): ‘Als de ballpoint goedkoper wordt, moge hij balpen heten.’ Maar Bakker is abuis, zegt een kenner van deze schrijfstiften. De vertaling van ball is in dit geval kogel (vgl. Kugelschreiber). Dus kogelpen. De Stichting voor het onderwijs in de vakbekwaamheid als kantoorboekhandelaar leert haar cursisten dat de vakterm voor ballpoint
kogelpen is. □ In 1960 heeft de Nederlandse kantoorboekhandel voor bijna vijf miljoen gulden aan kogelpennen verkocht. Onder die naam! Dat het publiek het nu nog niet weet, is dus niet de schuld van de handelaren. □ Baan, zegt een Brabander, is geen germanisme. Het woord is (als naam voor de wegverbinding tussen dorpen of steden) al heel oud. Tilburg heeft van oudsher de Gilzerbaan. Het WNT tekent in 1898 bij baan als weg aan: ‘verouderd in de algemeene taal, maar gewestelijk nog in gebruik voor: de groote weg.’ Het moet ons toch nog van het hart dat wij niet kunnen wennen aan de taal van de automannen die in Duitsland over de Autobahn suizen; thuisgekomen scheppen ze op over hun stoer uithoudingsvermogen op de autobaan die bij ons de autoweg is. □ De post gebruikt een stempel Borculo Gld. Waar is dan dat ándere Borculo? □ ‘Waar is eigenlijk de moeilijkheid gelegen in het vinden van straatnamen? De steden breiden zich niet uit over watervlakten, maar over zeer oude gebieden die wemelen van echte, ware (heerlijke) en alleszins oorspronkelijke benamingen, die intussen de enige aantrekkelijkheid uitmaken van het kadaster en de stafkaart.’ □ Zo is het. Maar wemelen is wel wat overdreven. Er kunnen tien straten komen in een zeer oud gebied met maar één echte, ware enz. naam. □ Men is moeten gaan. Nee, men heeft moeten gaan. Moeten moet hebben hebben. Bij gaan past zijn, maar daarom behoeft moeten niet zijn recht op hebben te verliezen. We hebben op deze kwestie wel eens meer moeten terugkomen. □ Zelfingenomenheid is een goed Nederlands woord en geen ‘belabberd germanisme’, zoals een ijverige zuiveraar beweert. Van Dale kent tientallen zelf-woorden; zijn voorbeeld luidt: ‘typerend voor de zelfingenomene is zijn volslagen gebrek
aan zelfkritiek.’ □ Dit was een dik jaar van - kijkt u maar links onder - zeventig bladzijden. Zeventig bladzijden hebben u geërgerd, verrukt of verveeld. Het was de moeite van de moeite en van het geld waard, geloven wij met burgerlijke zelfingenomenheid. Het ga u en ons het komende jaar goed.